Havo 3: De 3e naamval

De 3e naamval
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De 3e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Na de 1e en 4e naamval, gaan we nu aan de slag met 
de 3e naamval!!!!

Slide 2 - Tekstslide

Kijk goed naar de onderstaande zin en zoek het onderwerp en het lijdend voorwerp uit de zin.

Der Vater kauft ein Auto.
(De vader koopt een auto. )
Het antwoord zie je op de volgende bladzijde.

Slide 3 - Tekstslide

Der Vater kauft ein Auto.

Der Vater is (hij) het onderwerp = 1e naamval
Ein Auto is (hem) het lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 4 - Tekstslide

Der Vater kauft der Mutter ein Auto.
Er is een nieuw zinsonderdeel bijgekomen (der Mutter)
In het Nederlands heet dit een  meewerkend voorwerp.
In Nederlandse zinnen herken je het meewerkend voorwerp aan het feit dat je er de voorzetsels aan of voor  voor kunt zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Mijn vader schrijft de directeur een brief.
Je kunt ook zeggen:
Mijn vader schrijft aan de directeur een brief.

Slide 6 - Tekstslide

Let op !!!!

In Duitse zinnen staat er geen voor of aan voor het meewerkend voorwerp in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Bij het meewerkend voorwerp krijgen alle lidwoorden een andere uitgang. Zie bovenstaand overzicht.

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk !!!

In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in het meervoud een extra -n op het eind behalve als het woord in het meervoud al op een- n of een -s eindigt.
Voorbeeld:
Ich schriebe meinen Freunden eine E-Mail.

Slide 9 - Tekstslide

Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
Der Gruppe:
                       m                          v                        o                          mv
1e           der Mann           die Frau         das Kind          die Freunde
3e          dem Mann         der Frau         dem Kind        den Freunden
4e          den Mann          die Frau          das Kind          die Freunde

Slide 10 - Tekstslide

Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
Ein Gruppe:
                       m                          v                        o                          mv
1e         ein Mann              eine Frau         ein Kind          keine Freunde
3e        einem Mann       einer Frau     einem Kind   keinen Freunden
4e       einen Mann         eine Frau         ein Kind          keine Freunde

Slide 11 - Tekstslide

Ontleden stap voor stap, nog even kort samengevat:
 Voorbeeld zin: Der Vater gibt der Tochter einen Brief.
 
Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands 
     Vertaling: De vader geeft (aan) de dochter een brief.

Stap 2:  De zelfstandige naamwoorden zoeken en met hij, hem of voor/aan hem vervangen.
     Der Vater gibt der Tochter einen Brief (hij geeft aan hem hem)
     hij is onderwerp in deze zin: Der Vater
     hem is lijdend voorwerp in deze zin: einen Brief
     aan hem is  meerwerkend voorwerp in deze zin: der Tochter

Slide 12 - Tekstslide

Nu ga je aan de slag met een paar oefenzinnen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

Der Ober bringt der Frau einen Kaffee.

A
der Ober
B
der Frau
C
einen Kaffee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

Der Vater erzählt einem Freund einen Witz.

A
der Vater
B
einen Witz
C
einem Freund

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

Hast du den Nachbarn einen Brief geschickt?

A
du
B
einen Brief
C
den Nachbarn

Slide 16 - Quizvraag

In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord een extra -n als...
A
het meervoud is
B
het mannelijk is
C
het onzijdig is
D
het vrouwelijk is

Slide 17 - Quizvraag

Open het tekstboek op blz. 187 (2H) (Anhang). Daar zie je een tabel met de uitgangen. Ga nu verder aan de slag met de LessonUp opdrachten.

Slide 18 - Tekstslide

Ich schicke .......... Großeltern (mv) eine Karte.
A
die
B
der
C
den
D
das

Slide 19 - Quizvraag

Der Junge bringt .......... (de) Vater die Zeitung.
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 20 - Quizvraag

Der Mann hat ....... (een) Kind ein Spiel geschenkt.
A
einem
B
ein
C
einen
D
einer

Slide 21 - Quizvraag

Die Lehrerin erzählt ......(de) Schüler.... tolle Geschichte.
A
die - n
B
den -n
C
der -n
D
dem -n

Slide 22 - Quizvraag

Gut gemacht !!!!!!!!

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten in het WB
Ga nu aan de slag met oefening 3 uit je werkboek. Je maakt onderdeel A en B
Klaar? Maak opdracht 4+8

Slide 24 - Tekstslide