In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet welke onderdelen er binnen dit project behandeld worden
Ik weet (ongeveer) wat er bedoeld wordt met evolutie
Ik kan uitleggen wat met "natuurlijke selectie" wordt bedoeld
Ik kan uitleggen waarom verschillende dieren binnen dezelfde groep toch andere kenmerken hebben
Slide 2 - Tekstslide
Evolutie
evolutie is het aanpassen en veranderen van soorten om te kunnen overleven
noemen dit ook wel: 'survival of the fittest'
kleine veranderingen kunnen komen door 'foutjes' in het dna, wanneer dit foutje gunstig is, wordt het doorgegeven
evolutietheorie is beschreven door Charles Darwin in zijn boek: "On the origin of species" (1859)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Wat hebben wij met een Pokemon gemeen?
Slide 6 - Open vraag
Evolutietheorie: stelt dat diersoorten (over een periode van duizenden jaren) zich aanpassen en veranderen om beter te kunnen overleven.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met Natuurlijke selectie?
Slide 12 - Open vraag
DNA
DNA zit in alle cellen, van mensen, dieren en planten en bepaalt de kenmerken
Je erft je dna en dus de kenmerken van je ouders
Soms is er een mutatie bij het dna: een klein "overschrijffoutje", hierdoor ontstaat meer variatie in soorten
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Welke kenmerken heb jij duidelijk (via je dna) gekregen van 1 van je ouders?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Video
evolutie van de mens
misvatting: 'mensen stammen af van de apen': Nee, we hebben wel een gezamenlijke voorouder en zijn dus eigenlijk verre neven/nichten
rechtop lopen, steeds grotere hersens
'zijvertakking': neanderthalers. Deels gemengd met moderne mens maar verder uitgestorven
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Hoe heet de moderne mens in de wetenschap?
A
Neanderthaler
B
Homo erectus
C
Homo habilis
D
Homo sapiens
Slide 19 - Quizvraag
Relatie organismen en hun omgeving
eerder al geleerd over habitat: dieren leven in een omgeving die voor hen fijn en gunstig is.
zelfde geldt voor planten: in de woestijn groeien heel andere planten dan in het regenwoud
maar die eigenschappen die fijn en gunstig zijn, zijn juist zo ontwikkeld om daar goed te kunnen leven: een plant met een iets dikker blad dan zijn 'broertjes', kan meer vocht vasthouden en kan dus langere tijd zonder water.
Slide 20 - Tekstslide
Wat is handig voor een diepzeedier om te kunnen of om te hebben?
Slide 21 - Open vraag
Heel diep in de zee..
- weinig voedsel
- bijna geen licht
- bijna geen andere dieren
- hele hoge druk
- koud
- weinig zuurstof
Slide 22 - Tekstslide
Bijzondere dieren in de diepzee (500-1000 meter diepte)