7.1/7.2 deel 2

7.1/7.2 deel 2
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.1/7.2 deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
-  Herh. vorige les
- 7.1 deel: Evolutie van de mens
- 7.2 deel: Soortvorming

Slide 2 - Tekstslide

Nodig voor Evolutie:
1. Iedereen is een beetje anders (genetische variatie)

2. Het leven is zwaar door bijv. milieu en concurrentie (selectiedrukken)

3. Individuen met de meest gunstige eigenschappen hebben meer kans op overleving en voortplanting (survival of the fittest)

4. Genen van de “fittest” erven over naar de volgende generatie. 

Slide 3 - Tekstslide

Seksuele selectie
Bij de partnerkeuze wordt op specifieke eigenschappen gelet. Deze eigenschappen hebben daarom een hoge fitness, hoewel ze misschien niet erg handig zijn voor het individu (lange pauwenstaart, groot gewei enz.).

Dit proces heet seksuele selectie.

Slide 4 - Tekstslide

Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.

Dit proces heet kunstmatige selectie.

Slide 5 - Tekstslide

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn.
Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie.
C
Ja, van natuurlijke selectie.
D
Ja, van seksuele selectie.

Slide 6 - Quizvraag

Evolutie treedt op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.

Slide 7 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quizvraag

In de theorie van Darwin is evolutie de verklaring voor het ontstaan van soorten en daarmee is dat voor hem het uitgangspunt ter verklaring van de grote soortendiversiteit op aarde. Waardoor treedt volgens Darwin evolutie op?

Evolutie treedt volgens Darwin op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.

Slide 10 - Quizvraag

Waneer behoren organismen tot dezelfde soort?

Slide 11 - Open vraag

Aan welke vink is Geospiza difficilus S. het minste verwant?
A
Camaryngus psitaculla P.
B
Geospiza difficilus P.
C
Geospiza fuliginosa S.
D
Alle soorten zijn even nauw verwant

Slide 12 - Quizvraag

De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?

A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus als tot dezelfde soort
D
niet tot hetzelfde genus noch tot dezelfde soort

Slide 13 - Quizvraag

Evolutie van de mens
Aan de hand van fossiele vondsten is het ontstaan van de huidige mens te reconstrueren.

Schedelvorm, tanden, vondsten van gereedschappen.

Consensus: moderne mens ontstond 200.000 jaar geleden in Afrika.
BINAS 94B

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Evolutionaire tijdslijn






Migratie-patronen
Erfelijke tijdlijn

Slide 17 - Tekstslide

Evolutie van de mens
Aan de hand van DNA zijn migratiepatronen afgeleid.

--> Hierbij keek men naar overeenkomsten in haplotype (welke allelen liggen op hetzelfde chromosoom).

- Y-chromosoom voor de mannelijke lijn
- Mitochrondriaal DNA voor de vrouwelijke lijn.

Slide 18 - Tekstslide

Haplotype = 
Allelen combinatie op 1 chromosoom


Y-chromosomaal
mitochondriaal DNA

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

NB
Amerikaanse artsen hebben zeventien individuen gevonden die mitochondriën van beide ouders geërfd hebben. Dat is verrassend, want de meeste mensen erven deze ‘energiefabriekjes’ in hun cellen alleen van hun moeder.
 

Het lijkt erop dat deze individuen zeer zeldzame uitzonderingen op de regel zijn. Dat komt waarschijnlijk doordat deze families mutaties in zich dragen die het mechanisme verstoren dat normaal gesproken verhindert dat de mitochondriën van een vader worden doorgegeven aan zijn kinderen.

(bron NewSientist 4-12-2018)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Soortsvorming: Hoe ontstaan soorten?
Als twee populaties van dezelfde soort van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie)

dan kunnen deze populaties genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

-> Er zijn twee nieuwe soorten ontstaan.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Twee uitspraken over het ontstaan van nieuwe soorten:

Katrien zegt: Er is sprake van twee nieuwe soorten als twee groepen organismen niet meer in staat zijn onderling voort te planten
Marion zegt: Bij het ontstaan van nieuwe soorten is het belangrijk dat een groep organismen geïsoleerd raakt van een andere groep soortgenoten
Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Geen van beide heeft gelijk
C
Alleen Katrien heeft gelijk
D
Alleen Marion heeft gelijk

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Lezen blz .220 “Verschillende typen soortvorming”.
Welke twee typen soortvorming zijn er? Wat is het verschil?


Slide 28 - Open vraag

Allopatrisch vs. sympatrisch
  • Allopatrische soortvorming: doordat twee populaties geografisch van elkaar gescheiden worden                                
  • Sympatrische soortvorming: twee populaties raken door een andere (niet geografische) barrière reproductief geïsoleerd 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Zet de afbeeldingen 
in de juiste volgorde.
ALLOPATRISCH
1
2
3
4
5

Slide 35 - Sleepvraag

Zet de teksten 
in de juiste volgorde.
ALLOPATRISCH
1
2
3
4
5

Slide 36 - Sleepvraag

Zet de afbeeldingen 
in de juiste volgorde.
SYMPATRISCH
1
2
3

Slide 37 - Sleepvraag

Zet de teksten 
in de juiste volgorde.
SYMPATRISCH
1
2
3

Slide 38 - Sleepvraag

Twee uitspraken over het ontstaan van nieuwe soorten:

Katrien zegt: Er is sprake van twee nieuwe soorten als twee groepen organismen niet meer in staat zijn onderling voort te planten
Marion zegt: Bij het ontstaan van nieuwe soorten is het belangrijk dat een groep organismen geïsoleerd raakt van een andere groep soortgenoten
Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Geen van beide heeft gelijk
C
Alleen Katrien heeft gelijk
D
Alleen Marion heeft gelijk

Slide 39 - Quizvraag

Bijzondere vormen van Evolutie...

Slide 40 - Tekstslide

Adaptieve Radiatie
Adaptieve Radiatie
Adaptieve radiatie is een vorm van evolutie waarbij soortvorming uit een gemeenschappelijke voorouder optreedt door adaptie aan verschillende ecologische niches.
Kenmerkend voor deze vorm van evolutie is dat het heel snel kan gaan wanneer er veel "open" niches zijn in een ecosysteem. 

Slide 41 - Tekstslide

Co-Evolutie
  • Twee Soorten Evolueren samen
  •  Selectiedruk komt voort uit de interactie/samenlevingsrelatie met de andere soort
  • Deze kan positief zijn (mutualisme, commensalisme) of negatief (parasitisme, predator-prooi) = wapenwedloop

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk
- 7.1 opdr. 5 t/m 7
- 7.2 opdr. 12, 14 en 15

Slide 44 - Tekstslide