P5L2 - 2HC - Dinsdag - Grammatica woordsoorten 4.8


Welkom 2HC







: )


Dinsdag

Planning van dit uur 
  • Tien minuten stillezen / werken aan booktok (opdracht staat op Som) 
  • Uitleg Grammatica 4.8 (bijwoorden)
  • Individueel werken 



Aan het einde van deze les
  • kan je het bijwoord herkennen en benoemen;
  • ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Welkom 2HC







: )


Dinsdag

Planning van dit uur 
  • Tien minuten stillezen / werken aan booktok (opdracht staat op Som) 
  • Uitleg Grammatica 4.8 (bijwoorden)
  • Individueel werken 



Aan het einde van deze les
  • kan je het bijwoord herkennen en benoemen;
  • ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek of werk aan je boektok (opdracht staat op Som bij de jaarbijlagen)
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
10 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw boektok maken
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Elevator pitch
timer
5:00
Wie
Nathan, Koen, Luuk
Wat
Luister in stilte en met respect naar jouw klasgenoot
Hoe
Klassikaal
Tijd
Ongeveer 10 minuten 
Uitkomst
Deze elevator pitch is voor een cijfer  
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 1 van 4.8 Grammatica woordsoorten)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord
  • Een woord dat bijvoorbeeld een tijd of plaats aangeeft, of zegt hoe, hoe vaak of hoeveel iets gebeurt
  • In te delen in categorieën (plaats, richting, tijd, frequentie, ontkenning, graad, hoeveelheid)
  • Kan iets over een ander woord zeggen (bijvoeglijk naamwoord, werkwoord of ander bijwoord) 
  • Let op: van de vraagwoorden horen welke, wat, wie en wat voor een geen bijwoorden maar vragende voornaamwoorden (de rest, zoals wanneer, waarom en hoe zijn wél bijwoorden) 

Slide 7 - Tekstslide

Dat is een zeer goede acteur.

'goede' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 8 - Quizvraag

Dat is een zeer goede acteur.

'zeer' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 9 - Quizvraag

Hij werkt hard.

'hard' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 10 - Quizvraag

Hij is een harde werker.

'harde' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 11 - Quizvraag

Het zijn slordige types.

'slordige' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quizvraag

Zij schrijven slordig.

'slordig' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 13 - Quizvraag

Dat is een ongelooflijk goed bericht.

'ongelooflijk' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 14 - Quizvraag

Dat is een ongelooflijk bericht.

'ongelooflijk' is een:
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 15 - Quizvraag







  • hoort bij een zelfstandig naamwoord
    het boek is goed

  • verandert soms van vorm
    het goede boek / een goed boek






  • hoort niet bij een zelfstandig naamwoord
    hij werkt goed

  • verandert nooit van vorm

Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord

Slide 16 - Tekstslide

Individueel werken
Wat
Lees de leertekst 'bijwoord of bijvoeglijk naamwoord' (bladzijde 62)
Maak opdracht 9 t/m 11 van 4.8 Grammatica woordsoorten
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Stel al je vragen als je er niet uitkomt, want ik ben er om te helpen
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie van hoofdstuk 4 en 5
Klaar
Werk aan je elevator pitch of boektok 

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • kunt het bijwoord herkennen en benoemen;
  • kent het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Huiswerk
  • Lees de leertekst 'bijwoord of bijvoeglijk naamwoord' (bladzijde 62)
  • Maak opdracht 9 t/m 11 van 4.8 Grammatica woordsoorten

    Slide 18 - Tekstslide