T8 B3 t/m 7 + 3.7(klas 4) BO

Startopdracht
Lees 8.3 t/m 8.5
timer
10:00
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Lees 8.3 t/m 8.5
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen
kennisoverzicht thema 8
8.3 t/m 8.5 + uitstoot afval

Slide 2 - Tekstslide

B3: Aangeboren of aangeleerd gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald
- Je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Aangeboren
  • Bepaald door genen
- Organisme kan het gedrag direct goed uitvoeren zonder dat ze dit eerder gezien hebben
>Trappelen kieviten
>Pikgedrag kuikens
>Zuigreflex bij zoogdieren

Slide 5 - Tekstslide

Aangeleerd
  • Leerprocessen 
  • Door ervaring leert een dier bepaald gedrag uit te voeren of te laten
- Soort specifieke zang bij vogels
- Geschiktheid van voedsel

Slide 6 - Tekstslide

Leerprocessen
Dieren kunnen op verschillende manieren leren.
- Gewenning
- Inprenting
- Trial and error
- Conditionering
- Imitatie
- Inzicht

Slide 7 - Tekstslide

Gewenning
  • Een bepaalde reactie op een prikkel wordt afgeleerd na herhaling van die prikkel.

Slide 8 - Tekstslide

Inprenting
  • Iets leren in een bepaalde, korte levensperiode (de gevoelige periode)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Trail and error
  • Leren door toevallige ontdekkingen
- Insecten vermijden die niet lekker zijn


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Conditionering
  •  Een bepaald gedrag wordt geleerd door ‘beloning’ of ‘straf’

  • Een kunstmatige prikkel veroorzaakt uiteindelijk “natuurlijk” gedrag


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Imitatie
  • Nabootsing: gedrag nadoen van soortgenoten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Inzicht
  • In een onbekende situatie wordt de oplossing van een probleem gevonden door verschillende vroeger opgedane ervaringen te combineren.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Na het uitkomen van de eieren leren de jonge eendjes dat de kip hun ‘moeder’ is.

Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?
A
Conditionering
B
Imitatie
C
Gewenning
D
Inprenting

Slide 19 - Quizvraag

Bijen reageren op de geur van suikerwater door hun opgerolde tong uit te steken. Onderzoekers in de Verenigde Staten hebben bijen blootgesteld aan de geur van bepaalde explosieven en ze tegelijk suikerwater gegeven. Na enkele uren hadden de bijen geleerd hun tong uit te steken als ze de explosieven roken, ook als ze geen suikerwater kregen. Zulke getrainde bijen hoopt men in de toekomst te kunnen gebruiken om bijvoorbeeld bommen op te sporen.

Hoe wordt de beschreven vorm van leren genoemd?
A
Trail and error
B
Conditioneren
C
Inzicht
D
Gewenning

Slide 20 - Quizvraag

Mensen met superschrik zijn mensen die extreem schrikken, maar niet stijf worden. Als patiënten om de twintig seconden een harde knal te horen krijgen, kunnen ze onderscheiden worden. Patiënten met echte hyperekplexia reageren na drie knallen niet meer, patiënten met superschrik veren ook na twaalf knallen nog even hard overeind.
Welk type leerproces treedt bij echte hyperekplexia wel en bij superschrik niet op?

A
Inprenting
B
Trail and error
C
Gewenning
D
Imitatie

Slide 21 - Quizvraag

Een leerling krijgt een preparaat van een aantal cellen. Hij gebruikt een normale schoolmicroscoop om het preparaat te bekijken. Voor het bekijken van het preparaat gebruikt de leerling een objectief waardoor de vergroting 600x wordt. Hij ziet een aantal chromosomen. Omdat hij denkt dat het beeld niet volledig is, wil hij het preparaat in de richting van de pijl verschuiven. Als hij het preparaat in de richting van de pijl verplaatst, schuift het beeld juist de andere kant op. Daarna schuift de leerling net zo lang het preparaat allerlei kanten op tot hij de chromosomen in het midden van het beeld ziet.

Met welk leerproces is deze leerling bezig?
A
Trail and error
B
Inzicht
C
Inprenting
D
Gewenning

Slide 22 - Quizvraag

Marsupilami's

Bij de marsupilami's bouwen een mannetje en een vrouwtje samen een nest waarin drie eieren worden gelegd die na 20 dagen, vlak na elkaar, uitkomen. De eerder uitgekomen jongen helpen het laatste jong bij het uit het ei komen.
Waardoor wordt dit helpen van de jongen hoofdzakelijk bepaald?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd: imitatie
C
Aangeboren: conditioneren
D
Aangeboren: inprenting

Slide 23 - Quizvraag

Een aap leert kisten op elkaar te stapelen om bij hoog hangende bananen te kunnen komen

Dit is een vorm van?
A
Trail and error
B
Imitatie
C
Inzicht
D
Inprenting

Slide 24 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald
- Je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 25 - Tekstslide

Sociaal gedrag
= gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar

signaal  = handeling die als prikkel werkt voor de volgende handeling van een soortgenoot.

Communicatie = afgeven van signalen

Slide 26 - Tekstslide

Taakverdeling
= sommige dieren vertonen ander gedrag dan hun soortgenoten. Alle individuen in de groep hebben hierdoor een betere overlevingskans.

Slide 27 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Territorium = gebied rond de nestplaats
Territoriumgedrag = gedrag om het territorium af te bakenen en te verdedigen tegen indringers

Slide 28 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Dreiggedrag = gedrag bedoeld om indringers te verjagen

Slide 29 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Aanvalsgedrag = gedrag waarbij een dier gaat vechten met een ander dier

Slide 30 - Tekstslide

Paringsgedrag
Baltsgedrag = om partner aan te trekken en te motiveren voor paring

Slide 31 - Tekstslide

Broedzorg
= het verzorgen van eieren en jongen

Slide 32 - Tekstslide

Rangorde in groepen
= de plaats van een dier in de groep

Sterkste en meest dominante dier bovenaan

Bij kippen = pikorde                                                    



Slide 33 - Tekstslide

Imponeergedrag (dreigen)

Slide 34 - Tekstslide

mens en milieu
afval

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een aantal vormen van vervuiling van de lucht en de bodem noemen en je kent een aantal methoden van afvalverwerking

Slide 36 - Tekstslide

woordenlijst BS 7
 Je kunt de volgende begrippen omschrijven:
Fijnstof
Klein chemisch afval (kca)
Restafval
Recycling
Compost
Verbranden
(afval) Storten

Slide 37 - Tekstslide

Luchtvervuiling
  • Smog: een mengsel van rook en uitlaatgassen
  • Fijnstof: kleine stofdeeltjes die door verbranding van diesel ontstaan

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Saharazand 

Slide 40 - Tekstslide

Smog in Nederland 

Slide 41 - Tekstslide

Bodemvervuiling
  • Chemisch afval op vuilnisbelten en bedrijventerreinen
  • Komt in bodem en wordt opgenomen door planten --> in de voedselketen
  • Gevaarlijk voor de gezondheid
  • Bodemsanering (reinigen bodem) is noodzakelijk

Slide 42 - Tekstslide

Soorten afval
Recyclebaar: producten gebruiken als grondstof voor nieuwe producten

Composteerbaar
  • Reducenten breken gft-afval af tot compost
  • Compost wordt gebruikt als mest
  • Alleen biologisch afbreekbaar afval

 

Slide 43 - Tekstslide

Soorten afval
Klein Chemisch Afval (kca): Wordt apart ingezameld en verwerkt

Restafval: Wordt verbrand in verbrandingsovens of gestort op een vuilnisbelt

PMD (plastic, metaal, drinkpak): Per gemeente verschillend

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide