De ontkenning

Bienvenue!

De ontkenning
(oefen) toetsen plannen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue!

De ontkenning
(oefen) toetsen plannen

Slide 1 - Tekstslide

L'objectif
- Ik kan de ontkenning gebruiken in Franse zinnen.
- Ik weet wanneer ik een oefentoets krijg en wanneer de gewone toets.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf een ontkennende zin op in het Nederlands.

Slide 3 - Open vraag

De ontkenning - la négation
De Nederlandse woorden niet en geen bestaan in het Frans uit twee woorden:
Ne ... pas
Ne staat vóór de persoonsvorm en pas direct erna:
Je ne comprends pas
Je ne parle pas Français

Slide 4 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
Ne verandert in n' voor een werkwoord dat begint met een klinker of stomme h:
Je n'aime pas la glace. (ik vind het ijsje niet lekker)
Je n'habite pas à Paris. (ik woon niet in Parijs)

Slide 5 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
De ontkenning van c'est is:
 ce n'est pas.
De ontkenning van il y a is:
Il n'y a pas.

Slide 6 - Tekstslide

Uit welke woorden bestaat de ontkenning
A
alleen pas
B
alleen ne
C
ne/n' pas
D
no pas

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent de ontkenning ne...pas?
A
geen
B
niet
C
nooit
D
niet meer

Slide 8 - Quizvraag

Op welke plaats in de zin komt ne...pas (= de ontkenning in het Frans) te staan?
A
ne komt voor het eerste werkwoord en pas erachter.
B
ne plaats je voor het laatste woord in de zin en pas erachter.
C
ne komt vóór het onderwerp en pas erachter.
D
ik zou het niet weten ...

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
il regarde ne pas la télé
B
il ne pas regarde la télé
C
il ne regarde la télé pas
D
il ne regarde pas la télé

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Il y ne pas une télévision
B
Il y n'a pas de télévision.
C
Il n'y a pas de télévision.
D
Il ne pas y a une télévision.

Slide 12 - Quizvraag