Vraag en aanbod bepalen de prijs. Wat is hier nadelig aan?
1 / 35
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vraag en aanbod bepalen de prijs. Wat is hier nadelig aan?
Slide 1 - Open vraag
Vrije markt
Vraag en aanbod bepalen de prijs.
Nadelen:
Te hoge prijs
Producten worden te weinig of helemaal niet aangeboden.
Er worden producten geproduceerd die we liever niet willen.
Kwaliteit en service kunnen achterblijven.
Slide 2 - Tekstslide
Wie kan er ingrijpen bij deze problemen?
Slide 3 - Open vraag
Ingrijpen van de overheid
Prijsbeïnvloeding
Prijsregulering
Slide 4 - Tekstslide
Op welke manier kan de overheid prijzen beïnvloeden?
Slide 5 - Open vraag
Wat kan de overheid doen?
- Maximumprijzen instellen
- Minimumprijzen instellen
- Belasting verhogen (bijv. accijnzen)
- Subsidies verstrekken
Onvoldoende concurrentie op de markt,
dus de overheid beschermt de consument
met maximumprijzen.
Slide 6 - Tekstslide
Wie wordt er beschermd met de invoering van een maximumprijs ?
A
Producent
B
Consument
C
De overheid
D
De bank
Slide 7 - Quizvraag
Wat kan de overheid doen?
- Maximumprijzen instellen
- Minimumprijzen instellen
- Belasting verhogen (bijv. accijnzen)
- Subsidies verstrekken
Voor producenten kan hier niet (meer)
rendabel zijn om te produceren. Om te voor-
komen dat zij ermee stoppen krijgen ze van
de overheid een minimumprijs.
(bijv. in de landbouw)
Slide 8 - Tekstslide
Minimumprijs
Minimumprijzen golden lang voor de landbouw om onze voedsel-voorziening veilig te stellen;
gevolg is een aanbodoverschot;
oplossingen:
* overheid koopt overschot op
* overheid geeft exportsubsidies
* overheid stelt productiequotum
Slide 9 - Tekstslide
Invloed van de overheid op de markt
Kernwoorden:
- ingrijpen in de markt
- minimumprijs
- maximumprijs
- belastingheffing
Slide 10 - Tekstslide
Wie wordt er beschermd met de invoering van een minimumprijsumprijs ?
A
Producent
B
Consument
C
De overheid
D
De bank
Slide 11 - Quizvraag
Vraag en aanbodoverschot
Minimumprijzen, beschermen van de producent
Maximumprijzen beschermen consument.
Slide 12 - Tekstslide
Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt bij vrije marktwerking met qa = 80p - 40 en qv = -40p + 200. (q x 1000)
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in.
Het aanbodtekort kun je
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort
Slide 13 - Tekstslide
Wat kan de overheid doen?
- Maximumprijzen instellen
- Minimumprijzen instellen
- Belasting verhogen (bijv. accijnzen)
- Subsidies verstrekken
Productie en/of gebruik van een product wil de overheid afremmen. Bijv. alcohol, tabak en brandstof. De aanbodlijn verschuift omhoog, de prijs stijgt en wordt minder gekocht. > Er wordt minder aangeboden voor dezelfde prijs.
Slide 14 - Tekstslide
Wat kan de overheid doen?
- Maximumprijzen instellen
- Minimumprijzen instellen
- Belasting verhogen (bijv. accijnzen)
- Subsidies verstrekken
Productie en/of gebruik van een product wil de overheid afremmen. Bijv. alcohol, tabak en brandstof.
Productie en/of gebruik van een product wil de overheid stimuleren. Bijv. subsidie op concerttickets of gezond eten
Slide 15 - Tekstslide
Wat kan de overheid doen?
- Subsidies verstrekken
Bij subsidies verschuift de aanbodlijn
juist omlaag. De Pe daalt en de Qe stijgt.
Slide 16 - Tekstslide
Heffingen
BTW
Accijns
Kostprijsverhogende belasting op producten die slecht zijn voor mens en milieu.
Doel: product minder laten kopen door consumenten.
Slide 17 - Tekstslide
Wat is accijns?
A
extra kosten op voedsel
B
belasting voor kleding
C
geld wat terug kan krijgen
D
extra belasting op producten om het gebruik te verminderen
Slide 18 - Quizvraag
Prijsregulering door de overheid op de arbeidsmarkt
Wat doet de overheid op de arbeidsmarkt aan regulering?
Slide 19 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
Vraag = bedrijven (werkgelegenheid) Aanbod = Mensen (beroepsbevolking)
Arbeidsmarkt = totale vraag & totale aanbod arbeid in een land
Aanbod groter dan vraag = ruime arbeidsmarkt (werkloosheid)
Vraag groter dan aanbod = krappe arbeidsmarkt (betere arbeidsvoorwaarden)
Slide 20 - Tekstslide
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
Vacatures
Beroepsbevolking
Werkgelegenheid
Werklozen
Slide 21 - Sleepvraag
Slide 22 - Tekstslide
Prijsregulering door de overheid
Prijsregulering door de overheid verstoort het marktmechanisme. Het gevolg is een herverdeling van de welvaartswinst ten gunste van de werknemers en ten koste van de werkgevers.
Dit welvaartsverlies is de prijs die betaald moet worden om laagbetaalde werknemers een redelijk inkomen te geven.
Slide 23 - Tekstslide
Bij een ruime arbeidsmarkt is er sprake van:
A
hogere lonen
B
meer werkloosheid
C
veel vraag en weinig aanbod van arbeid
Slide 24 - Quizvraag
Van een ruime naar een krappe arbeidsmarkt.
Ruime arbeidsmarkt
Aanbod van arbeid is groter dan de vraag.
Krappe arbeidsmarkt
Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod.
Slide 25 - Tekstslide
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
Slide 26 - Tekstslide
Arbeidsmarktflexibiliteit
In theorie
Arbeidsmarkt is een markt van volkomen concurrentie.
Praktijk
Arbeidsmarkt is NIET flexibel
- Arbeid is niet homogeen maar heterogeen (ervaring, diploma's).
- Wetgeving over bijvoorbeeld ontslagbescherming
- CAO
- Minimumloon
Slide 27 - Tekstslide
Nadelen flexibel werk
Meer onzekerheid over je werkuren en inkomen.
Onzekerheid over ontslag.
Geen recht op een uitkering bij ziekte of werkloosheid.
Geen of weinig pensioen.
Zwakkere onderhandelingspositie.
Baanzekerheid is lager.
Slide 28 - Tekstslide
Vakbond
= een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers
Als werknemer kun je lid worden van de vakbond.
Voor elke bedrijfstak/beroepsgroep bestaat een vakbond
alle vakbonden samen = de vakbeweging
Slide 29 - Tekstslide
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden.
Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
Werkgevers vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden
Slide 30 - Tekstslide
Bij welke getallen combinatie is er sprake van meeliftersgedrag?
A
0;0
B
1;-2
C
-1;-1
D
Er is hier geen sprake van meeliftersgedrag
Slide 31 - Quizvraag
Twee stellingen: I) Meeliftersgedrag zorgt voor een hogere organisatiegraad bij een vakbond II) Een CAO zorgt voor minder transactiekosten dan een individuele arbeidsovereenkomst
A
I) en II) zijn juist
B
I) en II) zijn onjuist
C
I) is juist, II) is onjuist
D
I) is onjuist, II) is juist
Slide 32 - Quizvraag
Waardoor kan meeliftersgedrag bij een vakbondslidmaatschap worden vermindert?
Slide 33 - Open vraag
Zelfbinding
Er is sprake van zelfbinding als een partij vrijwillig afwijkt van zijn dominante strategie.
Bij zelfbinding ‘bindt’ een partij zich vrijwillig aan het maken van een bepaalde keuze.
Zelfbinding kan op allerlei manieren, maar wordt voor de tegenpartij pas geloofwaardig wanneer er kosten verbonden zijn aan het niet-uitvoeren van de voorgenomen strategie.
https://www.economielokaal.nl/zelfbinding/
Slide 34 - Tekstslide
Zelfbinding
Er is sprake van zelfbinding als een speler zich bindt aan een bepaalde keuze door iets te zeggen of te doen om daarmee het gedrag van de andere speler te beïnvloeden.