koppelwerkwoord of hulpwerkwoord

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je wat een koppelwerkwoord, een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord is en kan je deze benoemen in een zin.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je wat een koppelwerkwoord, een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord is en kan je deze benoemen in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde=
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoorden

Naamwoordelijk gezegde =
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord

Slide 2 - Tekstslide

voorbeelden
Josje is juf.
Josje: onderwerp
is: koppelwerkwoord want Josje blijft juf, Josje wordt juf, Josje blijkt juf…
en: juf is een kenmerk/eigenschap van Josje
   
Bram is leraar geworden.
Bram: onderwerp
geworden: koppelwerkwoord (is: hulpwerkwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord
Let op:
  • In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord  (kww)
  • en in een zin met een werkwoordelijk gezegde staat altijd een zelfstandig werkwoord (zww).

• Als er meer dan één werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Het ontdekken van allerlei virussen kan erg interessant ZIJN.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 5 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Zij heeft haar ouders dat grote cadeau gisteren toch al gegeven?



A
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Een operatie aan je keelamandelen schijnt op hogere leeftijd bijzonder vervelend te zijn.
A
schijnt = koppelwerkwoord zijn = koppelwerkwoord
B
schijnt = koppelwerkwoord zijn = hulpwerkwoord
C
schijnt = hulpwerkwoord zijn = koppelwerkwoord
D
schijnt = hulpwerkwoord zijn = hulpwerkwoord

Slide 7 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Ik heb je dat telefoonnummer gisteren toch al gegeven?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

De boerderijdieren willen mij altijd veel aandacht geven. (willen)
A
Koppelwerkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Zelfstandig

Slide 9 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Ik heb je gisteren toch al gebeld?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Ontdaan kwam de jongen van school.
A
Koppelwerkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Zelfstandig

Slide 11 - Quizvraag

Irma had zich vergist.
(het gaat om het woordje 'had')
A
Koppelwerkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Zelfstandig

Slide 12 - Quizvraag

Hij is altijd al een opschepper geweest.
A
is = koppelwerkwoord geweest = koppelwerkwoord
B
is = koppelwerkwoord geweest = hulpwerkwoord
C
is = hulpwerkwoord geweest = koppelwerkwoord
D
is = hulpwerkwoord geweest = hulpwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin.

Ik heb je gisteren toch al gebeld?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 14 - Quizvraag