Herhalen

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je Nieuw Nederlands en schrift.
                                                    Nederlands havo4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je Nieuw Nederlands en schrift.
                                                    Nederlands havo4

Slide 1 - Tekstslide

Havo 5
In havo 5 moeten jullie 5 boeken lezen (van september tot maart, dat is 6 maanden). Het kan handig zijn alvast iets te lezen in de zomer. Op de ELO staat een document 'onderwerpenlijst havo 5'. Je kiest 1 of 2 onderwerpen waarbij je 5 of 3/2 boeken leest. Welke kies jij?

Slide 2 - Tekstslide

Tweede Wereldoorlog

Slide 3 - Tekstslide

Misdaad en criminaliteit

Slide 4 - Tekstslide

Liefde allerlei

Slide 5 - Tekstslide

Leesvaardigheid
  • Ik kan onderwerp, inleiding, slot, hoofdgedachte, functies, kernzinnen tekststructuren en -verbanden benoemen en een tekst lezen volgens een stappenplan.
  • Ik weet wat een infographic is en ik kan schematische informatie lezen en relaties leggen met de tekst. 
  • Ik kan verschillende manieren van actief lezen inzetten om een tekst beter te begrijpen en teksten vergelijken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Argumenteren
Je oefent met: 
  • herkennen van standpunt en argument
  • feitelijk en waarderend onderscheiden
  • tegenargumenten en weerleggingen herkennen. 
  • de argumentatiestructuren: nevenschikkend, onderschikkend, enkelvoudig
  • argumentatieschema's herkennen en benoemen. 


Slide 8 - Tekstslide

Argumentatie
Havo3:
  • Feit, mening en argument
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Argumentatiestructuren:
           - enkelvoudig
           - onderschikkend
           - nevenschikkend
  • Tegenargument en weerlegging


Slide 9 - Tekstslide

Mening
ook wel: standpunt, stelling

(vaak expliciet) te herkennen aan: ik vind, mijn mening is, dus, daarom, mijns inziens, kortom, dan ook, mijn conclusie is, volgens mij ....

impliciet: indirect, je moet de bedoeling er zelf uithalen

Slide 10 - Tekstslide

Impliciet
  • Deze telefoon is al twee keer kapotgegaan in drie maanden. De batterij loopt snel leeg en hij reageert traag.
  • Oftewel: De telefoon is van slechte kwaliteit.

  • De school is weer begonnen, en ik heb elke dag huiswerk voor minstens drie vakken.
  • Oftewel: Ik krijg te veel huiswerk.


Slide 11 - Tekstslide

Argument
ook wel: reden(ering)
ondersteunt het standpunt
waarom vind je iets?

(vaak) te herkennen aan: omdat, want, namelijk, immers, daar, de reden is....

wordt onderbouwd met voorbeelden en uitleg: denk aan, neem, zoals...

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
  • enkelvoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie (kan met subargument) 
  • nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)
  • onder- en nevenschikkende argumentatie: meerdere argumenten waarvan ten minste één wordt ondersteund door een subargument

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatieschema's
  • Standpunt + argument(en) = argumentatie
  • Argumentatieschema: geeft het verband tussen een standpunt en argument. 

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatieschema's
Er zijn verschillende argumentatieschema’s. De argumentatie kan gebaseerd zijn op:
  • autoriteit
  • kenmerk/eigenschap
  • oorzaak en gevolg
  • vergelijking
  • voorbeelden
  • voor- en nadelen

Slide 15 - Tekstslide

autoriteit
Een deskundige of gezaghebbende bron bevestigt het standpunt.

Standpunt: Het is belangrijk om te lezen. 
Argument: Veel lezen zorgt voor een groter empathisch vermogen, aldus stichting Lezen.

Slide 16 - Tekstslide

 kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een bepaalde groep een kenmerk hebben, heeft een onderdeel van die groep dat kenmerk ook (vaak niet expliciet genoemd). 

Hij zal wel een hekel hebben aan lezen, want hij heeft een NT-profiel (en leerlingen met een NT-profiel hebben een hekel aan lezen). 

Slide 17 - Tekstslide

oorzaak en gevolg
standpunt = gevolg
argument(en) = oorzaak

Ik denk dat jij een heel goede voetballer bent. Jij bent namelijk elke middag op het veld aan het trainen. 

Slide 18 - Tekstslide

vergelijking
Je legt twee gevallen naast elkaar die een overeenkomst hebben. Als het in het ene geval is, dan zou het ook in het andere geval zo (moeten) zijn. 

Jij kan wel profvoetballer worden. Het is hem namelijk ook gelukt (en jullie trainen allebei evenveel).

Slide 19 - Tekstslide

voorbeelden
Het standpunt wordt ondersteund met argumenten die voorbeelden zijn. 

Door veel te oefenen kan je een profvoetballer worden. Kijk maar naar Frenkie de Jong.

Roken is slecht voor je. Mijn broer is er namelijk heel ziek van geworden. 

Slide 20 - Tekstslide

voor- en nadelen
Je kan voor- én nadelen benoemen of een van de twee. 

Je kunt beter wat vaker een boek gaan lezen, want van lezen wordt je inlevingsvermogen vergroot.

Ik zou naar die lezing gaan, omdat je dan een handtekening kan bemachtigen.  

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Werk alleen of in tweetallen. 
  • Maak een samenvatting van de theorie.
  • Maak de oefenteksten (op papier)
  • Oefen via NN Online
  • Oefen m.b.v. het materiaal op de ELO.
timer
30:00

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 23 - Tekstslide