H5 Licht par 4

 3 vmbo H5 Licht 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 3 vmbo H5 Licht 

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je deze les?
Na deze les heb je geleerd: 
  • Hoe onze ogen zijn opgebouwd
  • Wat accommoderen, verziend en bijziend is
  • Hoe een beeld geprojecteerd wordt m.b.v. een lens

Slide 2 - Tekstslide

Oog
Als we dingen zien komt licht in onze ogen
Het licht gaat door de doorzichtige delen: 
  • hoornvlies
  • ooglens
  • glasachtig lichaam
Pas dan komt het licht op ons netvlies terecht
Het hoornvlies, ooglens en het glasachtig lichaam is een soort positieve lens
Het licht wordt zo gebroken dat er op het netvlies een scherp beeld ontstaat

Slide 3 - Tekstslide

Netvlies



Bevat lichtgevoelige zintuigcellen
Deze cellen geven elektrische signalen door via de oogzenuw naar de hersenen
De signalen verwerken deze en dan weten we wat we zien

Slide 4 - Tekstslide

Pupil en iris
De pupil is het zwarte deel in jouw oog (dit is de opening)
De iris is het gekleurde deel van je oog
De pupil wordt groter bij weinig licht en kleiner bij fel licht

Slide 5 - Tekstslide

Accommoderen
Je ogen moeten ook scherp stellen net als de lens van een beamer. 
De afstand tussen lens en netvlies, de beeldafstand, blijft even groot. 
Een kring van spiertjes rond de ooglens kunnen de lens platter en boller maken. Dit noemen we accommoderen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.

Slide 8 - Tekstslide

Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.

Slide 9 - Tekstslide

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

3 Bestudeer de afbeelding, er komen hierna vragen over.

Slide 14 - Tekstslide

Constructie reeel beeld
Je kunt aan de ogen van een brillendrager zien of hij/zij bij of verziend is. 
Verziend: grotere ogen door de positieve lens
Bijziend: kleinere ogen door de negatieve lens

Slide 15 - Tekstslide

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 

Zelfstandig werken: opdracht 1 t/m 8
Dit is ook het huiswerk

Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 16 - Tekstslide

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 17 - Quizvraag

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 20 - Quizvraag

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 21 - Quizvraag

Verziend
Als je verziend bent zul je moeten accommoderen bij objecten in de buurt, je ziet goed van veraf
Met positieve (bolle) brillenglazen  
of contactlenzen wordt het licht 
sterker gebogen 
De lichtstralen worden geconvergeerd 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 22 - Tekstslide

Bijziend
Als je bijziend bent zie je alleen 
scherp van objecten die dichtbij zijn. 
Met negatieve (holle) brillenglazen  
of contactlenzen kun je dit corrigeren. 
Die laten licht dat op de ogen valt iets 
divergeren. 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 23 - Tekstslide

Hoe luidt de spiegelwet
A
Hoek van terugkaatsing is hoek van inval + 90 graden
B
Hoek van terugkaatsing is hoek van inval + 45 graden
C
Hoek van inval is hoek van terugkaatsing + 90 graden
D
Hoek van inval is hoek van terugkaatsing

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zien we een kleur?
A
Alle kleuren worden op een object geschenen, de kleur die het heeft wordt geabsorbeerd
B
Alle kleuren worden op een object geschenen, de kleur die het heeft wordt weerkaatst
C
Alle kleuren worden op een beschenen, onze ogen nemen maar een kleur waar
D
Een kleur wordt op een object geschenen, dit wordt weerkaatst en nemen we waar

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld

Slide 26 - Quizvraag

Wat is diffuus licht?
A
Licht dat direct van de bron in jouw ogen komt
B
Licht dat in een ruit weerkaatst en dan in jouw ogen komt
C
Licht dat door een object verspreid wordt
D
Geen flauw idee, moesten we dat leren?

Slide 27 - Quizvraag

Welke kleur absorbeert alle kleuren?
A
Wit
B
Infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en ultra violet
C
Zwart
D
Rood, oranje, geel, groen, blauw en violet

Slide 28 - Quizvraag

Hoe ziet een positieve lens eruit die ook wel brandglas wordt genoemd?
A
Bol
B
Hol
C
Rond
D
Ellips

Slide 29 - Quizvraag

Waaruit bestaat het kleurenspectrum?
A
Ultra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en infra violet
B
rood, oranje, geel groen, blauw en paars
C
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, paars en ultra paars
D
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en ultra violet

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we het als je bepaalde stoffen met UV licht laat oplichten?
A
Fluoresceren
B
Blacklighten
C
Warmtebeeld vastleggen
D
Blocken

Slide 31 - Quizvraag

In een convergente lichtbundel
A
weerkaatsen de lichtstralen
B
gaan de lichtstralen naar binnen toe
C
gaan de lichtstalen naar buiten toe
D
lopen de licht recht ofwel evenwijdig aan elkaar

Slide 32 - Quizvraag

Waar gebruiken we IR licht voor?
A
Warmtebeeld
B
Alarmsystemen
C
Afstandsbediening
D
Alle drie zijn juist

Slide 33 - Quizvraag

Waaruit bestaat het kleurenspectrum?
A
Alle kleuren van de regenboog
B
Alle kleuren die er bestaan
C
Alle primaire kleuren
D
Alle primaire, secundaire en tertiaire kleuren

Slide 34 - Quizvraag

Als je licht op een negatieve lens schijnt dan gaan na de lens ...
A
de stralen allemaal naar 1 punt toe
B
de stralen breken naar binnen toe
C
de stralen breken naar buiten toe
D
de stralen kunnen niet door de lens heen

Slide 35 - Quizvraag

Hoe heet het als licht via een ruit in jouw ogen schijnt?
A
Direct licht
B
Indirect licht
C
Diffuus licht
D
Geconjugeerd licht

Slide 36 - Quizvraag

Doelen
Tijdens deze les heb je het volgende geleerd:
  • Hoe onze ogen zijn opgebouwd
  • Wat accommoderen, verziend en bijziend is
  • Stof van paragraaf 1, 2 en 3 herhalen

Slide 37 - Tekstslide