Oefentoets - Werk - KADER/TL

Oefentoets 'WERK' - KADER/TL
Deze oefentoets kan je helpen met voorbereiden voor de toets WERK van Maatschappijkunde.
  • Maak deze toets nadat je geleerd hebt, om te controleren of je het snapt.
  • Deze toets is GEEN vervanging voor leren. Niet alles lesstof is hierin verwerkt.
  • Voor elke vraag staat een H met een nummer. Daaraan kan je zien uit welk hoofdstuk de vraagt komt. Bijvoorbeeld H1.1 betekent Hoofdstuk 1.1. Als je een antwoord fout hebt, kan je dus nog eens naar dat hoofdstuk kijken.
  • Je kan zelf controleren of je het goede antwoord hebt gegegeven. Bij meerkeuzevraag betekent groen, antwoord is goed. Rood betekent, antwoord is fout. Bij open vragen kan je nadat je het antwoord bewaart hebt op 'uitleg' klikken. Dan zie je het goede antwoord.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 'WERK' - KADER/TL
Deze oefentoets kan je helpen met voorbereiden voor de toets WERK van Maatschappijkunde.
  • Maak deze toets nadat je geleerd hebt, om te controleren of je het snapt.
  • Deze toets is GEEN vervanging voor leren. Niet alles lesstof is hierin verwerkt.
  • Voor elke vraag staat een H met een nummer. Daaraan kan je zien uit welk hoofdstuk de vraagt komt. Bijvoorbeeld H1.1 betekent Hoofdstuk 1.1. Als je een antwoord fout hebt, kan je dus nog eens naar dat hoofdstuk kijken.
  • Je kan zelf controleren of je het goede antwoord hebt gegegeven. Bij meerkeuzevraag betekent groen, antwoord is goed. Rood betekent, antwoord is fout. Bij open vragen kan je nadat je het antwoord bewaart hebt op 'uitleg' klikken. Dan zie je het goede antwoord.

Slide 1 - Tekstslide

H1.1: Kan je het bezorgen van kranten werk noemen?
A
Ja, want het is zwaar werk.
B
Ja, want het is nuttig voor de bezorger en voor de samenleving.
C
Nee, want het is een bijbaantje voor scholieren.
D
Nee, want je kan van dat loon niet leven.

Slide 2 - Quizvraag


Voor de volgende vraag, moet je eerst deze tekst lezen:
Heerlijk werken
Nel (38) was dolgelukkig toen ze aangenomen werd bij een groot bedrijf in de buurt van haar woonplaats. "Het bedrijf houdt overal rekening mee. Ik begin om 09.00 uur en daardoor heb ik tijd genoeg om mijn kind naar school te brengen. Na school is kinderopvang geregeld", zegt Nel. Dat ze al een paar jaar niet gewerkt had, was geen probleem. Na een cursus kon ze aan de slag en dat bevalt prima. "Ik vind het heerlijk om het huis uit te zijn. Thuis zat ik alleen maar de hele dag te piekeren. Nu heb ik tenminste aanspraak. Ik vind het mooi om aan de slag te zijn", vertelt Nel.
Bron: Tubantia

Slide 3 - Tekstslide

H1.1: Een belangrijke reden om te werken is geld verdienen. De meeste mensen werken echter niet alleen daarom. Wat is voor Nel een belangrijke reden om te werken?
A
Sociale behoeften.
B
Erkenning en waardering.
C
Het voorzien in haar levensonderhoud.
D
Zelfontplooiing.

Slide 4 - Quizvraag

H1.2: Capaciteiten zijn de kennis en de vaardigheden die je hebt om je werk goed te doen. Je capaciteiten worden door 3 dingen bepaald. Door welke 3 dingen:

Slide 5 - Open vraag

H1.2: Lees de volgende vragen:
1. Werk je vooral met je hoofd of met je handen?
2. Heb je veel eigen verantwoordelijkheid of voer je gewoon opdrachten uit?
3. Doe je veel hetzelfde werk of is het werk afwisselend?
4. Werk je alleen of met anderen?
5. Werk je altijd op één plek of op meer plekken?

Welke vragen gaan over ARBEIDSINHOUD?
A
1, 2 en 3
B
1, 3, 4 en 5
C
3 en 5
D
alle vragen.

Slide 6 - Quizvraag

H1.2: Waar of niet waar?

Sociale premies betaal je alleen als je wit werkt.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 7 - Quizvraag

H1.2: Waar of niet waar?

Met status bedoelen we de hoogte van het inkomen.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 8 - Quizvraag

H2.1 en H2.2: Wat zijn ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN en wat zijn ARBEIDSVOORWAARDEN?
Doe het zo:
Arbeidsvoorwaarden = ...
Arbeidsomstandigheden = ...

Slide 9 - Open vraag


Voor de volgende vraag, moet je eerst deze tekst lezen:
Minister wil minimumloon behouden.
DEN HAAG - De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gisteravond bood geworden op de VVD, D66 en het CDA. Deze drie partijen willen langdurig werklozen dwingen om werk aan te nemen waarmee ze minder verdienen dat het sociaal minimumloon.
Bron: NRC Handelsblad

Slide 10 - Tekstslide

H2: De Wet op het minimumloon is een maatregel van de overheid op het gebied van:
A
De arbeidsomstandigheden.
B
De arbeidsvoorwaarden.
C
De emancipatie van vrouwen.
D
De arbeidsinhoud.

Slide 11 - Quizvraag

H2.2: Wat is het verschil tussen een individuele arbeidsovereenkomst en een cao-boekje met arbeidsvoorwaarden?

Slide 12 - Open vraag

H2: Zoek de zinsdelen bij elkaar (sleep van links naar rechts)
naar het College voor de rechten van de Mens gaan.
lager zijn dan het minimumloon of het minimumjeugdloon.
staan de rechten en plichten van jou en je baas.
de afspraken die gelden als je ergens werkt.
die geldt voor alle werknemers binnen dezelfde bedrijfstak.
'schoon' in handen krijgt.
Arbeisdvoorwaarden zijn
In je individuele arbeidsovereenkomst
Nettoloon is het geld dat je
Je loon mag niet
Bij discriminatie kan je
Een CAO is een arbeidsovereenkomst

Slide 13 - Sleepvraag

H3.1: Wat zijn ARBEIDSVERHOUDINGEN?

Slide 14 - Open vraag

H3.1: Bedrijfscultuur = alle normen, waarden, gewoonten en omgangsvormen in een bedrijf.

Een belangrijk onderdeel van elke bedrijfscultuur zijn arbeidsverhoudingen. Is dit juist/onjuist?
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 15 - Quizvraag

H3.2 Welke zin is juist?
1. Als je als werknemer INSPRAAK hebt, dan mag je meebeslissen over over sommige zaken.
2. Als je als werknemer MEDEZEGGENSCHAP hebt, dan mag je meedenken, meepraten en beslissen over sommige zaken.
A
1 is juist.
B
2 is juist.
C
1 en 2 zijn juist.
D
1 en 2 zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

H4.1: Als je werk gaat zoeken kom je op de arbeidsmarkt terecht. Op de arbeidsmarkt gaat het om DE VRAAG NAAR ARBEIDSKRACHTEN en HET AANBOD VAN ARBEIDSKRACHTEN.
Wat is DE VRAAG NAAR ARBEIDSKRACHTEN en wat is HET AANBOD VAN ARBEIDSKRACHTEN?

Slide 17 - Open vraag

H4.1 Wie vormen samen de beroepsbevolking?

Slide 18 - Open vraag

H4.1: Alle beroepen en bedrijven kun je indelen in vier sectoren.

In welke sector hoort een supermarkt?

A
Eerste of primaire sector.
B
Tweede of secundaire sector.
C
Derde of tertiaire sector
D
Vierde of quartaire sector.

Slide 19 - Quizvraag

H4.1: Alle beroepen en bedrijven kun je indelen in vier sectoren.

In welke sector hoort een boerderij?

A
Eerste of primaire sector.
B
Tweede of secundaire sector.
C
Derde of tertiaire sector
D
Vierde of quartaire sector.

Slide 20 - Quizvraag

H4.1: Alle beroepen en bedrijven kun je indelen in vier sectoren.

In welke sector hoort een chipsfabriek?

A
Eerste of primaire sector.
B
Tweede of secundaire sector.
C
Derde of tertiaire sector
D
Vierde of quartaire sector.

Slide 21 - Quizvraag

H4.1: Alle beroepen en bedrijven kun je indelen in vier sectoren.

In welke sector hoort een ziekenhuis?

A
Eerste of primaire sector.
B
Tweede of secundaire sector.
C
Derde of tertiaire sector
D
Vierde of quartaire sector.

Slide 22 - Quizvraag

H4.2: De arbeidsmarkt verandert steeds. Daar zijn een paar ontwikkelingen te zien. Eén van die ontwikkelingen is AUTOMATISERING.

Wat is automatisering?

Slide 23 - Open vraag

H5.1: Wat hoort bij wat? (sleep van links naar rechts)
Via familie en bekenden een baan zoeken.
Hier zoek je een tijdelijke baan.
Overheidsinstellingen doe zorgt voor uitkeringen en werk.
Een baan die vrij is gekomen.
Vacture
UWV
Uitzendbureau
Netwerken

Slide 24 - Sleepvraag

H5.2: Er zijn 4 groepen die minder kans hebben op de arbeidsmarkt. Eén van die groepen is vrouwen. Hoe probeert de overheid vrouwen op de arbeidsmarkt te helpen?

Slide 25 - Open vraag

H5.2: De overheid probeert de zwakke positie van de 4 groepen
die moeite hebben op de arbeidsmarkt te verbeteren.
Bijvoorbeeld door POSITIEVE ACTIE.

Wat is POSITIEVE ACTIE?

Slide 26 - Open vraag

H6.1: Er zijn 3 soorten werkloosheid. Geef bij onderstaande situatie aan van welk soort werkloosheid er sprake is.

"Wanneer een skileraar een periode van het jaar zonder werk zit",
noemen we dit...

Slide 27 - Open vraag

H6.1: Er zijn 3 soorten werkloosheid. Geef bij onderstaande situatie aan van welk soort werkloosheid er sprake is.

"Als de vraag naar een product verdwijnt, kan dat tot werkloosheid leiden". Dit noemen we dan...

Slide 28 - Open vraag

H6.1: Er zijn 3 soorten werkloosheid. Geef bij onderstaande situatie aan van welk soort werkloosheid er sprake is.

"Als het niet zo goed gaat met de economie, waardoor er tijdelijk werkloosheid is", dan noemen we dat...

Slide 29 - Open vraag

H6.2: Waar of niet waar?

Bij werkloosheid ontstaat een tegenstelling tussen mensen zonder werk en mensen met een uitkering.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 30 - Quizvraag

H6.2: Werkloosheid heeft 3 gevolgen, namelijk:
1. persoonlijke gevolgen voor de werkloze zelf.
2. gevolgen voor de samenleving.
3. gevolgen voor de overheid.
Noem een gevolg voor de samenleving

Slide 31 - Open vraag

H7.1: Wie zijn de sociale partners?

Slide 32 - Open vraag

H7.1: Wat is een vakbond?

Slide 33 - Open vraag

H7.1: Pieter Dijkstra krijgt telefonisch advies van zijn vakbond hoe hij een uitkering moet aanvragen.

Op welk niveau werkt de vakbond in dit geval?
A
Individuele hulp.
B
Bedrijfsniveau.
C
Bedrijfstakniveau.
D
Landelijk niveau.

Slide 34 - Quizvraag

H7.1: De FNV organiseert een actie in het hele openbaar vervoer om meer loonsverhoging af te dwingen.

Op welk niveau werkt de vakbond in dit geval?
A
Individuele hulp.
B
Bedrijfsniveau.
C
Bedrijfstakniveau.
D
Landelijk niveau.

Slide 35 - Quizvraag

H7.2: Wat is een CAO?

Slide 36 - Open vraag

H7.2: Waarom hebben werknemers en werkgevers er allebei belang bij dat er een goede CAO voor hun bedrijfstak wordt afgesloten denk je?

Slide 37 - Open vraag

H8.1: Een verzorgingsstaat is een staat waarin de overheid verantwoordelijk is voor een minimumniveau van bestaanszekerheid van alle burgers.

Wat wordt er bedoeld met BESTAANSZEKERHEID?

Slide 38 - Open vraag

H8.2: In een verzorgingsstaat zijn de taken
van de overheid in vier groepen te verdelen.

Noem minimaal twee van die groepen.

Slide 39 - Open vraag

H8.2: Wat is precies het stelsel van sociale zekerheid? En wat is het doel ervan?

Slide 40 - Open vraag

H8.2: Het stelsel van sociale zekerheid bestaat uit twee delen:
1. de sociale verzekeringen
2. de sociale voorzieningen

Is dit waar of niet waar?
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 41 - Quizvraag

H8.2: Er zijn twee soorten sociale verzekeringen:
1. Werknemersverzekeringen
2. Volksverzekeringen

Is dit waar of niet waar?
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 42 - Quizvraag

8.3: Eind jaren negentig bleek dat de verzorgingsstaat te duur werd. Hoe kwam dat? Noem de 3 oorzaken.

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide