Klas 4 examentraining Duits 2023-2024

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Na deze examentraining:  

Kun jij: signaalwoorden vertalen en de functie benoemen. 
Ken jij: de vertalingen van Duitse examenvragen van 2018
Kun jij: de moeilijkste vragen van het examen 2018 maken. 
Weet jij: hoe je de verschillende vragen het beste kunt aanpakken. 
Ben jij: klaar voor het eindexamen op 17 mei. 

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir? 
Verschillende vraagsoorten + tips: 

Juist/ onjuist vragen
Meerkeuzevragen
Combinatie tekst
Openvraag
Oefenen
Extra oefeningen

Slide 3 - Tekstslide

Tips vooraf: 
Bekijk de afbeelding + vertaal titel(s)

Bepaal wat voor tekst het is (artikel, email, folder)

Bedenk wat jij al van het onderwerp weet (brein activeren) 

Bekijk het soort vraag en het aantal punten dat te behalen is.

Bedenk of je één alinea of de hele tekst moet lezen.

Lees over moeilijke woorden heen (tenzij deze in het antwoord staan, zoek alleen dan de woorden op.)


Slide 4 - Tekstslide

juist/onjuist
  1. Lees eerst de beweringen.
  2. Markeer de kern van de beweringen.
  3. Vergelijk de beweringen met de tekst.
  4. Let erop dat alle delen van de bewering in de tekst staan.


Tip: beweringen met nooit, alles, alleen & alleen maar zijn meestal fout.





Slide 5 - Tekstslide

Tekst 1; 
1 De firma Bauduu werd pas echt succesvol nadat de eigenaren tv reclame hadden gemaakt.

2 De eigenaren zijn door hun zoon op het idee voor hun bedrijf gekomen.

3 Als een huurder Lego-stenen kwijtraakt, wordt hem dat in rekening gebracht.

4 Ingeleverde Lego-stenen worden gereinigd voordat zij opnieuw worden uitgeleend

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Meerkeuze vragen ABCD
  1. Lees de vragen en markeer de kernwoorden.
  2. Lees de bijbehorende tekst
  3. Wordt er één zin genoemd --> dan staat het antwoord niet in die zin.
    Maar in de zin ervoor of erna.
  4. Staan er dubbele punten in een alinea? Markeer deze dan.
    Het antwoord staat meestal achter de dubbele punt.
  5. Zoek de onbekende woorden in het antwoord in het woordenboek op.
  6. Kies voor het antwoord dat volledig met de tekst overeenkomt.




Slide 8 - Tekstslide

Tekst 4: 
Schluss mit Schüchtern

Interview met DJ Kygo. 

4 alinea's. 

5 vragen = 5 punten 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 8: 
Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein? 

Slide 10 - Tekstslide

Absatz 1 

Slide 11 - Tekstslide

Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein?
A
Er fühlt sich durch die vielen Auftritte manchmal unter Druck gesetzt.
B
Er ist erleichtert, dass er endlich Erfolge feiern kann
C
Er ist über seinen Erfolg positiv erstaunt.
D
Er sieht den Erfolg als eine Bestätigung seines musikalischen Talents.

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 9: 
Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?

Slide 13 - Tekstslide

Absatz 2 

Slide 14 - Tekstslide

Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?
A
Anfangs gefiel seine Musik längst nicht jedem.
B
Er gab seine Ausbildung zugunsten der Musik auf.
C
Er rechnete schon als Teenager damit, mit Musik sein Geld verdienen zu können.
D
Viele Leute hatten ihn angespornt, seine Musik zu veröffentlichen

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 10: 
Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu? 

Slide 16 - Tekstslide

Absatz 3

Slide 17 - Tekstslide

Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu?
A
Akzeptanz und Verwunderung
B
Ärger und Kummer
C
Besorgnis und Hoffnung

Slide 18 - Quizvraag

Tekst 6 
In de tekst worden vijf tips gegeven om geld te besparen bij het
boodschappen doen.

3 punten 

Slide 19 - Tekstslide

Combinatietekst altijd veel punten! 
Titels/onderwerpen en teksten combineren.

  1. Lees eerst de titels en vertaal ‘vrij’ naar het Nederlands.

  2. Zijn het zinnen, markeer dan de belangrijkste woorden.


  3. Lees vervolgens 1 alinea en kies wat het beste past. Ga zo door met de andere alinea’s. Kies altijd een antwoord.



Slide 20 - Tekstslide

Tekst 6 
In de tekst worden vijf tips gegeven om geld te besparen bij het
boodschappen doen.

3 punten 

Slide 21 - Tekstslide

Vertaal de onderstaande titels 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 22 - Tekstslide

Absatz 1 und 2 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 23 - Tekstslide

Absatz 3 und 4 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 24 - Tekstslide

Absatz 5  
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 25 - Tekstslide

Open vragen 
  1. Lees de vraag heel goed.
  2. Moet je antwoord geven in het Nederlands of in het Duits?
  3. Moet je een woord/zin citeren?
  4. Lees de alinea; bepaal waar het antwoord staat.
  5. Zorg dat je alle woorden kent die in het antwoord staan.
  6. Formuleer je antwoord zo volledig mogelijk.




Slide 26 - Tekstslide

Tekst 8 vraag 26
“Eigentlich macht er das ungern” (alinea 5)

Waarom zou hij het liever anders doen?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Opbouw van een tekst herkennen 
Belangrijk zijn hierbij de functies van de signaalwoorden.

 

Oorzaak- gevolg 

Samenvatten d.m.v. één woord 


Slide 29 - Tekstslide

Tekst 7: opdracht 15
Wie verhält sich der 1. Absatz zur Einleitung?

A als Beispiel
B als Erklärung
C als Lösung
D als Zusammenfassung

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Tekst 7: opdracht 17
„Geschwister streiten … die Expertin.“ (Absatz 3)
Wie schließt dieser Satz an den vorhergehenden Satz an?

A mit einem Gegensatz
B mit einer Erklärung
C mit einer Wiederholung

Slide 32 - Tekstslide

Open plek vraag
  1. Lees de 2 zinnen voor en na de open plek.
  2. Vertaal de zin vrij en schrijf op.
  3. Kijk naar de antwoordmogelijkheden -->  vertaal deze allemaal.

  4. Bepaal welk woord het beste op de open plek past.




Slide 33 - Tekstslide

Tekst 8; opdr 22
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 2?

A Aber
B Außerdem
C Denn 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Tekst 11 opdr. 33
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 4?

A aber
B außerdem
C darum

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

WOOEEHHOEE
Het zit erop! 

Heel veel succes met het maken  van het examen :):) 

Je kunt het!! 

Slide 38 - Tekstslide