6.4: Vorming van gedrag

6.4     Vorming van gedrag
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.4     Vorming van gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat gedrag zowel erfelijk bepaald is als door omgeving bepaald is

  • Je kunt uitleggen wat sleutelprikkels zijn en wat supranormale prikkels zijn

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis: Wat is adequaat gedrag?
A
Aangeleerd gedrag
B
Aangeboren gedrag
C
Gedrag dat de fitness van individu verhoogt
D
Baltsgedrag

Slide 3 - Quizvraag

Wat veroorzaakt gedrag?
A
Prikkels
B
Receptoren
C
Respons

Slide 4 - Quizvraag

Waar kunnen prikkels vandaan komen? Noem 2 mogelijkheden.

Slide 5 - Open vraag

Wat veroorzaakt gedrag?
Gedrag kent verschillende vormen en functies.

We maken onderscheid tussen:
  • Aangeboren gedrag (erfelijke eigenschap)
  • Aangeleerd gedrag (ervaring)

Slide 6 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(prikkels)
Gedrag begint altijd met een prikkel

Prikkels komen van:
  • Interne milieu (binnen in het lichaam)
  • Externe milieu (vanuit omgeving)

Slide 7 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren (wordt bepaald door interne en externe prikkels)

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(terugkoppeling)
Het uitvoeren van gedrag heeft een effect op het organisme. 

Dit effect zorgt voor terugkoppeling naar de prikkelsterkte vanuit het interne en externe milieu

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Je hebt honger en loopt langs de mac Donalds. De prikkels verhogen de motivatie enorm om over te gaan tot voedingsgedrag. Je loopt de Mac binnen, besteld een burger en gaat eten. Het eten van de burger zorgt voor terugkoppeling op het interne milieu en externe milieu. Je honger gaat weg dus de interne prikkelsterkte neemt af en zodra je de Mac uitloopt en je ziet een KFC zal de prikkelsterkte van het zien van de KFC ook sterk zijn afgenomen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(handelingen)
Het gedrag dat je vertoont bestaat uit een combinatie van aangeleerd gedrag, aangeboren gedrag en eventueel nieuwe handelingen. 

De terugkoppeling die plaats vindt in gedrag zorgt ervoor dat nieuwe handelingen vaker herhaald zullen worden of juist niet.

Slide 12 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(handelingen)
Als de nieuwe handeling je fitness (overlevingskans + voortplantingskans) verhoogt spreken we van adequaat gedrag. Adequaat gedrag zal vaker worden herhaald.
Adequaat gedrag kan via DNA of via leerprocessen worden doorgegeven aan nakomelingen. 

Slide 13 - Tekstslide

Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt.

Het kraken van noten is een voorbeeld van adequaat gedrag. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt.

De apen leren hun nakomelingen hoe ze ook noten moeten kraken door het aan ze voor te doen. Hoe wordt dit gedrag doorgegeven?
A
Via DNA
B
Via Aangeleerd gedrag
C
Nieuwe handelingen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Periodieke invloeden
Interne communicatie geregeld door hormoonstelsel en zenuwstelsel. Dit beïnvloedt weer motivatie voor bepaald gedrag. Concentratie hormonen veroorzaken voortplantingsgedrag, maar daglengte beïnvloedt ook voortplantingsgedrag. 
Bij vogels krimpen geslachtorganen als hormoonspiegel afneemt.

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten maken
6.4    Vorming van gedrag
Opdracht 30 t/m 38

Slide 18 - Tekstslide