Basisstof 6.4 Beinvloeden gedrag (leren)

Basisstof 6.4 Beinvloeden gedrag
  •  Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
  •  Je kunt leerprocessen herkennen en de functie daarvan uitleggen.
  • Je weet wat een sleutelprikkel en supranormale prikkel is.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 6.4 Beinvloeden gedrag
  •  Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
  •  Je kunt leerprocessen herkennen en de functie daarvan uitleggen.
  • Je weet wat een sleutelprikkel en supranormale prikkel is.

Slide 1 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd? 
Bij het tot stand komen van gedrag spelen erfelijke eigenschappen (aangeboren) en aangeleerde eigenschappen (ervaring) een rol. 

Aangeboren gedrag noem je ook wel instinct. Een instinct is soortspecifiek en zorgt ervoor dat dieren vaste reacties op prikkels in bepaalde situaties geven

Slide 2 - Tekstslide

Als de moeder van een pasgeboren baby haar vinger in de hand van de baby legt grijpt de baby deze vinger vast.
Is dit gedrag aangeboren of aangeleerd?
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 3 - Quizvraag

Sleutelprikkel
Sleutelprikkel: prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft

De respons op een sleutelprikkel is aangeboren


Slide 4 - Tekstslide

Supranormale prikkel
Je noemt een prikkel die effectiever is in het oproepen van bepaald gedrag een supranormale prikkel


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Vormen van leren
Gewenning
imprenting
Imitatie
klassiek conditioneren (Pavlov)
Operante conditonering
Trial- en error / proefondervinderlijk leren
Inzicht

Slide 7 - Tekstslide

Leren door gewenning
  • Gewenning = het afleren te reageren op een prikkel, door het herhalen van die prikkel


Slide 8 - Tekstslide

Inprenting
Bij inprenting leren dieren alleen iets in een bepaalde korte periode van hun leven. (Gevoelige periode)

Voorbeelden van inprenting:
Herkennen van moeder.
Bij ganzen duurt deze inprentingsperiode tot 12 tot 17 uur na het uitkomen van het ei.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

imitatie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Operant conditioneren
Operant conditioneren:
Een verband leggen tussen een bepaald gedrag en het voor -en nadeel daarvan

Slide 16 - Tekstslide

Operante conditionering - leren door belonen en straffen

Slide 17 - Tekstslide

Trail en error
Conditioneren onder natuurlijke omstandigheden is:
proefondervindelijk leren/trail en error
Gele rups is bitter, na 1x proeven eet de mees deze rups niet meer

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Inzichtelijk leren


  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.
= Leren door nadenken.
(probleem oplossen)

Slide 20 - Tekstslide

Leerprocessen
Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet. Dit is een voorbeeld van

A
Gewenning
B
Operante conditionering
C
Klassieke conditionering
D
Inzicht

Slide 21 - Quizvraag

Leerprocessen
Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden (de zweefvlieg lijkt veel op een wesp). De pad at de zweefvlieg op. De pad kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Later kreeg de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden, hij reageerde niet. Een aangeboden huisvlieg werd wel opgegeten. Door welke manier van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
proefondervindelijk leren
B
Inzicht
C
gewenning
D
inprenting

Slide 22 - Quizvraag

Leerprocessen
Koekoeken leggen hun eieren in het nest van een andere soort. De vogel die het nest heeft gemaakt treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Een koekoekvrouwtje legt haar eieren altijd in nesten van de pleegoudersoort waardoor ze zelf is grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort als hun pleegouder is opgetreden?

A
Imitatie
B
Gewenning
C
Erfelijk bepaald
D
Inprenting

Slide 23 - Quizvraag