In deze les zitten 52 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H12 Elekticiteit
Deze week:
Herhaling 3de jaar
H12.1 Stroom en spanning
H12.2 Spanning transformeren
Slide 1 - Tekstslide
wat weet je nog van
elektriciteit?
Slide 2 - Woordweb
Serie- en parallelschakeling:
Serieschakeling:
1 stroomkring
1 lampje uit > alles uit
Stroomsterkte is overal gelijk
Spanning wordt verdeeld
Parallelschakeling:
meerdere stroomkringen
1 lampje uit > rest blijft aan
De totale stroomsterkte is de de stroom van alle sub-kringen bij elkaar opgeteld
De spanning is gelijk bij elke sub-kring
Slide 3 - Tekstslide
Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen
"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)
Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom
(ALTIJD IN SERIE)
Kleine
stroom
Grote
stroom
Slide 4 - Tekstslide
Stroomsterkte in een schakeling
In Serie-schakeling:
De stroomsterkte is overal gelijk
In een parallel-schakeling
Tel de stroomsterkte van alle subkringen op.
Dit is de stroom die door de hoofdkring loopt.
It=I1+I2+I3+...
It=I1=I2=I3=...
Slide 5 - Tekstslide
Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren.
Het symbool voor spanning is U.
De eenheid is volt (V).
Stopcontact heeft een spanning van ... V
Spanning meet je met een voltmeter
(ALTIJD in PARALLEL)
Hoge
spanning
Lage
spanning
Slide 6 - Tekstslide
Spanning in een schakeling
In Serie-schakeling:
De spanning word verdeeld over weerstanden/lampjes
In een parallel-schakeling
Is de spanning overal gelijk in een sub-kring
Ut=U1+U2+(U)3+...
Ut=U1=U2=U3=...
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen 12.1: Stroom en spanning
Ik kan uitleggen of een diode de stroom doorlaat of tegen houdt en hoe je een led in een schakeling aansluit
Ik kan rekenen met capaciteit, stroomsterkte en de tijd
Ik kan rekenen met het vermogen, de spanning en de stroomsterkte
Slide 8 - Tekstslide
Gelijkspanning/wisselspanning
Gelijkspanning (DC):
de spanningsbron heeft een + en - pool.
De stroom loopt van + naar -.
Wisselspanning (AC):
de spanningsbron heeft geen specifieke polen.
De polen wisselen 50x per seconde.
Slide 9 - Tekstslide
Diode en LED
Diode:
Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!
Led:
is een diode die licht uitzendt
light emitting diode
Wordt vaak gebruikt als controlelampjes
Slide 10 - Tekstslide
Capaciteit:
De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij.
Wordt opgegeven in Ah (Ampére-uur)
Batterijen hebben kleine capaciteit => mAh (milli-Ampére-uur)
2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van
1 000 mAh
C=I⋅t
C = capaciteit [Ah]
I = Stroomsterkte [A]
t = tijd [h]
Slide 11 - Tekstslide
Vermogen
Apparaten verbruiken energie; De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt noemen we het vermogen.
Vermogen (P) wordt uitgedrukt in [J/s], oftwel Watt [W].
Grotere apparaten hebben ook grotere vermogens,
hiervoor gebruik je de eenheid kiloWatt (kW), dit is 1000 W, of 1000 J/s.
Slide 12 - Tekstslide
Formule Vermogen (P)
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
P
U
I
Watt of joule/seconde
Volt
Ampère
W of J/s
V
A
Vermogen
Spanning
Stroomsterkte
Slide 13 - Tekstslide
Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen
Spanning
Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen van de spanningsbron
Vermogen
De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt
Weerstand
Is de tegenwerkende kracht van stroom
Capaciteit
De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=I⋅t
U=I⋅R
P=U⋅I
Slide 14 - Tekstslide
H12.2 Spanning transformeren
Korte herhaling H12.1
Wat is spanning en wat is transformeren
Elektriciteitsnet - Transformator - Rendement
Slide 15 - Tekstslide
Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen
Spanning
Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen
van de spanningsbron
Vermogen
De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt
Weerstand
Is de tegenwerkende kracht van stroom
Capaciteit
De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=I⋅t
U=I⋅R
P=U⋅I
Slide 16 - Tekstslide
Diode en LED
Diode:
Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!
Led:
is een diode die licht uitzendt
light emitting diode
Wordt vaak gebruikt als controlelampjes
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen H12.2
Ik kan straks aan mijn buurman uitleggen wat het verschil is tussen hoogspanning, netspanning en veilige spanning
Ik kan straks vertellen hoe een transformator energie opneemt, omzet en weer afstaat.
Ik kan berekenen hoe een een transformator de spanning transformeert en wat het rendement is van een transformator
Slide 18 - Tekstslide
Elektriciteitsnet
Elektriciteitscentrale
=> hoogspanningsstation
=> transformatorstation
=> transformatorhuisje (grijze kastje)
Hoge spanning => weinig energieverlies tijdens vervoer
Slide 19 - Tekstslide
Spanning
Spaarlamp: 230 V Zaklamp: 4,5 V
Zaklamp gemaakt voor 4,5 V
Wat gebeurt er als ik de lamp aansluit op 3 V of hoger dan 4,5 V?
Hogere spanning is gevaarlijker dan lagere spanning, hoger dan 100 V wisselspanning kan dodelijk zijn.
Slide 20 - Tekstslide
Toepassing transformator
In veel alledaagse onderdelen zit een transformator, zoals de adapter van je telefoon/tablet/laptop. De transformator zet de wisselspanning van 230 V om in een lagere gelijkspanning van bijv. 5 V.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Formule:
Formule voor een transformator
Dit kun je ermee:
De spanning of het aantal windingen uitrekenen.
Slide 24 - Tekstslide
Formule:
Een transformator:
Zet een hoge spanning om naar een lage spanning of omgekeerd
Dit kun je ermee:
De spanning of het aantal windingen uitrekenen.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Ideale transformator
Bij een ideale transformator is er geen vermogensverlies
Met een transformator kan je de spanning omhoog of omlaag transformeren om zo energie te besparen
Transformator bestaat uit een primaire en een secundaire spoel.
Een ideale transformator heeft een rendement van 100%.
Slide 28 - Tekstslide
Opgave 6 (GT: p. 226)
en 11 (K: p. 30)
Transformator A transformeert de netspanning naar 12 V. De primaire spoel heeft 920 windingen:
a) Bereken het aantal windingen van de secundaire spoel
Gegevens/gevraagd:
Np = 920 ; Ns = ?
Up = 230 V ; Us = 12 V
Formule:
Np : Ns = Up : Us
Uitwerking:
920 : Ns = 230 : 12
920 : Ns = 19,1666
920 = 19,16666 x Ns
Ns = 920 : 19,6666 = 48
Antwoord:
Het aantal windingen is 48
Slide 29 - Tekstslide
H12.3 serie en parallelschakelingen
Pak je rekenmachine en ga in de kring zitten
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Serieschakeling
- Stroomsterkte is overal gelijk
- spanning is verdeeld:
- totale weerstand
(vervangingsweerstand)
Rv= R1 + R2 + R3 ....
Slide 32 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Slide 33 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
- Bereken de vervangingsweerstand.
- Bereken de stroomsterkte door de
vervangingsweerstand.
Slide 34 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Slide 35 - Tekstslide
Parallelschakeling
- Stroomsterkte is verschillend
- Spanning is overal gelijk.
- Totale weerstand:
Vervangingsweerstand =
Slide 36 - Tekstslide
Oefensom
Bereken de vervangings-
weerstand Rv .
Slide 37 - Tekstslide
Oefensom
Bereken de vervangings-
weerstand Rv .
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
H12.4 Elektriciteit en veiligheid
Slide 40 - Tekstslide
Meterkast
Slide 41 - Tekstslide
kWh-meter
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Stopcontact
Bekijk de twee stopcontacten.
De linker heeft een randaarde (de ijzeren contactjes) en de bijbehorende stekker heeft inkepingen.
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Dubbele isolatie
Slide 46 - Tekstslide
Kortsluiting
1
2
Slide 47 - Tekstslide
Overbelasting
Maximumstroom per groep: 16A
Meer = brandgevaar
Te veel apparaten => overbelasting
want: stroom hangt af van aangesloten vermogen
Bij overbelasting wordt de groep uitgeschakeld door de zekering
Slide 48 - Tekstslide
De aardlekschakelaar
De aardlekschakelaar reageert als er stroom 'weglekt' via een andere weg dan de draden, b.v. via je lichaam.
Hij vergelijkt Ifasedraad met Inuldraad,
het verschil noem je de Ilek (lekstroom).
Als Ilek > 30mA zet de aardlekschakelaar
de groep uit.
Slide 49 - Tekstslide
Aardlekschakelaar
Slide 50 - Tekstslide
4 kleuren bedrading
Bruin - fasedraad (230 V)
Blauw - nuldraad
Groengeel - aarde
Zwarte - schakeldraad: Alleen spanning als schakelaar aan is.
Welke draden kun je veilig aanraken?
nuldraad
Waarom raak je ook de nuldraad niet aan? Omdat er een kans is dat bijv. een vorige bewoner de nuldraad en fasedraad verwisseld heeft. Dan werkt alles perfect - maar staat alle spanning op de nuldraad.