2021 Week 21 KM1 OZ

Week 25 Toets

- Week 25 K4 § E Grammatik via kwizl.eu
- als voorbereiding lessonup week 20 t/m 24 gemaakt
- alle opdrachten in lessonup gemaakt
- alle screenshots ingeleverd via Teams/opdrachten
- Slim stampen en opdrachten K4 § E gemaakt met een score van minimaal 80%

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 25 Toets

- Week 25 K4 § E Grammatik via kwizl.eu
- als voorbereiding lessonup week 20 t/m 24 gemaakt
- alle opdrachten in lessonup gemaakt
- alle screenshots ingeleverd via Teams/opdrachten
- Slim stampen en opdrachten K4 § E gemaakt met een score van minimaal 80%

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 21 KM1 Duits
Doelen van deze week:
- je kent de werkwoorden haben en sein 
- je kunt de zwakke werkwoorden vervoegen
- je kunt het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord maken
- je kunt al het bovenstaande toepassen in diverse opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel in eigen woorden wat je vorige week geleerd hebt van de les Duits

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 3 stappen om een zwak werkwoord te vervoegen.
Wat is stap bij het vervoegen?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 bij het vervoegen
Je maakt de stam van een werkwoord.

Een stam maak je altijd door (e)n van het werkwoord te halen.
Bijv:
- wohnen      -  wohn
- arbeiten     -  arbeit
- streicheln  -  streichel

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2
Bepaal in de zin wie of wat iets doet =  bepaal het onderwerp

Voorbeeld:
- Hugo ................... in der Klasse (sitzen) 
In dit geval is het Hugo die iets doet = dus onderwerp van de zin
Hugo is een mannelijk persoon in dit geval "er"

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3 vervoegen
Toepassen van regel 1 en regel = uitvloeisel regel 3 
voorbeeld:
Hugo ................... in der Klasse (sitzen)

stam "sitzen" is "sitz..."
Hugo (= Er)  sitzt in der Klasse.
want:

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Want vorige week was het ezelsbruggetje
                                                      uitgang
ich               i                    wohn  - e             
du               d                   wohn  - st            
er/sie/es     e                   wohn  - t              
wir              w                  wohn  - en           
ihr                i                   wohn   - t             
sie/Sie         s                   wohn  - en          


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord.

In het nederlands:
- ik heb gewoond
In het Duits:
- ich habe gewohnt

Hoe te maken:
het voltooid deelwoord wordt gevormd door
ge + stam + t

Slide 9 - Tekstslide

en hoe maak je dan de stam?
Wat is de juiste uitgang:

Ihr spiel.... im Garten
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord van "spielen" is

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm is juist in de zin:

Kanninchen ..................... Gras
A
fresse
B
fresst
C
fressen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Huiswerk:

- Slim stampen K4 § E allemaal
- Opdrachten K4 § E compleet af

- Slim stampen K4 § E. Alle opdrachten
- Scores minimaal 80%. 






Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies