Hoofdstuk 7 paragraaf 5

H7 §5
H7: geld voor de overheid.

§5: geld voor de gemeente
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H7 §5
H7: geld voor de overheid.

§5: geld voor de gemeente

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  •  hoe de gemeente aan inkomsten komt.


Slide 3 - Tekstslide

Werk voor de gemeente
  • Gemeente heeft veel geld nodig.
  • Veel uitgaven!
  • Verantwoordelijk voor de alledaagse voorzieningen van bewoners.
  • Voorzieningen zoals: ophalen huisvuil, onderhoud plantsoen, opvang voor mensen met problemen.

Slide 4 - Tekstslide

Meer belasting
  • OZB (onroerende zaak belasting) is een gemeentelijke belasting.
  • Dit geld dat je betaald komt dus bij de gemeente terecht.
  • OZB wordt betaald door de eigenaren van gebouwen en grond.

Slide 5 - Tekstslide

Waarde van het huis
  • Onroerende zaken: Gebouwen en grond, in het bezit van iemand.
  • De gemeente stelt de waarde vast van alle gebouwen in de gemeente.
  • De OZB wordt berekend over deze waarde.
  • Hoe hoger de waarde van het huis, hoe hoger de OZB.

Slide 6 - Tekstslide

Riolering
  • Een van de voorzieningen van de gemeente.
  • Gemeente is hier eigenaar van.
  • Onderhoud deze.
  • Kosten worden via belasting verhaald op bewoners
  • Naam daarvoor: rioolheffing.

Slide 7 - Tekstslide

Afval
  • Gemeente zorgt ook voor afvoer van huisvuil.
  • Containers worden opgehaald.
  • Hiervoor betalen inwoners afvalstoffenheffing.
  • Vast bedrag plus een prijs per kilo.

Slide 8 - Tekstslide

Gemeentefonds
  • Kortom: de gemeente vraagt geld van de inwoners.
  • Dit gaat door middel van verschillende belastingen en heffingen.
  • Gemeenten krijgen ook geld van het Rijk – belangrijkste inkomstenbron.
  • Dit is geld uit het gemeentefonds.

Slide 9 - Tekstslide

Rekentrainer
  • Deel van een geheel rekenen in procenten? Wat / waarvan x 100
  • Verandering in %? (nieuw – oud) / oud x 100
  • in euros aan de hand van een percentage? Bedrag / 100 x percentage
Wajong: 75% van minimumloon.
Minimumloon €1.200.
Wat is de wajong? 1200/100*75= €900

Slide 10 - Tekstslide

Rekentrainer
  • Deel van een geheel rekenen in procenten? Wat / waarvan x 100
  • Verandering in %? (nieuw – oud) / oud x 100
  • in euros aan de hand van een percentage? Bedrag / 100 x percentage
Wajong: 75% van minimumloon.
Minimumloon €1.200.
Wat is de wajong? 1200/100*75= €900

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H7 §5
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 12 - Tekstslide