Door de zon worden sommige delen van de aarde meer opgewarmd dan andere. Dat heeft gevolgen voor de lucht die om de aarde hangt. De lucht rond de aarde noemen we ook wel de atmosfeer. Warme lucht is lichter en stijgt op, terwijl koude lucht zwaarder is en daalt. De ruimte die vrijkomt als warme lucht opstijgt, wordt ingenomen door koelere lucht. Door deze bewegingen in de lucht, ontstaat wind. De kracht van de wind is niet overal hetzelfde. Hoog in de lucht waait het meestal harder dan laag bij de grond. Dan kun je zien aan een vlieger: hoe hoger hij komt, hoe beter hij het doet.