M3 fictie 3.1 en gedicht 3.2

Weektaak: 45
  • fictie 3.1 maken opdracht 1 tot en met 10
  • gedicht 3.2 maken opdracht 1 tot en met 5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Weektaak: 45
  • fictie 3.1 maken opdracht 1 tot en met 10
  • gedicht 3.2 maken opdracht 1 tot en met 5

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
je kunt het vertelstandpunt van een verhaal bepalen 
je weet wat chronologisch vertellen is
je weet wat een  haiku, limerick en ollebolleke is

Slide 2 - Tekstslide

Vertelstandpunt
Een schrijver kiest een perspectief van waaruit hij het verhaal vertelt. Hij bepaalt vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien.
Dit noemen we het vertelstandpunt.

Slide 3 - Tekstslide

Drie vertelstandpunten:
  • Vertelstandpunt eerste persoon 
  • Vertelstandpunt derde persoon 
  • Wisselend perspectief

Slide 4 - Tekstslide

Perspectief
(vertelstandpunt)
Eerste persoon
De ik-persooon speelt zelf in het verhaal mee en bij deze ik-persoon ligt het perspectief.  Je krijgt dus zijn gevoelens en gedachten te lezen.

Derde persoon:
Perspectief ligt bij één van de personages. Je krijgt de gedachten van dit personage te lezen, waardoor je de gebeurtenissen vanuit zijn of haar standpunt bekijkt.

Wisselend perspectief:
De schrijver vertelt het verhaal vanuit meerdere personages. Je kunt hun gedachten lezen. Als lezer kom je zo te weten hoe meerdere verhaalpersonen de gebeurtenissen beleven.

Slide 5 - Tekstslide

Welk vertelstandpunt geeft het vorige plaatje weer?
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 6 - Quizvraag

Welk vertelstandpunt geeft het vorige plaatje weer?
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 7 - Quizvraag

Vanochtend dacht ik nog wel dat ik geluk had: in één keer de sterren voor mij en Willem. Ik was ervan af en hoefde niet langer met zweetpoten door de buurt te fietsen

Wat is het vertelstandpunt?
A
vertelstandpunt eerste persoon
B
vertelstandpunt derde persoon
C
wisselend perspectief

Slide 8 - Quizvraag

'Nadia, er is bezoek voor je', kondigt Jose, een roodharige verpleegkundige, aan. Haar witte broek spant om haar dikke bovenbenen, die langs elkaar schuren als ze loopt.
A
vertelstandpunt eerste persoon
B
vertelstandpunt derde persoon
C
wisselend perspectief

Slide 9 - Quizvraag

Tijdsperspectief
een schrijver kan zijn verhaal met de gebeurtenissen mee vertellen. Dan vertelt hij zijn verhaal chronologisch.

Vaak begint hij zijn verhaal midden in het verhaal en pas later vertelt hij wat er daarvoor gebeurd is, de voorgeschiedenis. Soms begint hij bijna bij de afloop en vertelt hij in de rest van het boek wat er daarvoor gebeurd is. Dan wordt het verhaal niet chronologisch verteld

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Is deze serie chronologisch of niet chronologisch
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 12 - Quizvraag

Haiku
een gedicht van drie regels, dat niet rijmt en over de natuur gaat. De regels hebben 5,7 en 5 lettergrepen

Slide 13 - Tekstslide

Limerick
een verhalend versje met rijmschema AABBA. In de eerste regel staat  altijd een plaatsnaam en de laatste regel is vaak grappig

Slide 14 - Tekstslide

Ollekebolleke
Het ollebolleke heeft twee strofes van
vier regels, regel 4 en 8 moeten rijmen.
Regel 6 is één woord van 6
lettergrepen.

Slide 15 - Tekstslide

Dactylus! Dactylus!
Olleke bolleke
Tweemaal vier regels
Die rijmen aan’t slot

Kreet, thema, één woord met
Zeslettergrepigheid
Moeilijk te maken
Maar wat een genot
A
haiku
B
limerick
C
ollekebolleke

Slide 16 - Quizvraag

Roekeloos rijgedrag
Schakelen gasgeven
Ik leef me uit en mijn
Liefje leeft mee

Ik neem met honderd een
Negentiggradenbocht
Dankzij het racestuur
Voor op mijn pc
A
haiku
B
ollekebolleke
C
limerick

Slide 17 - Quizvraag


Dit is een...
A
Elfje
B
Haiku
C
Limerick
D
Ollebolleke

Slide 18 - Quizvraag


Er was eens een vrouw uit Abcoude
Die graag op wat kattenvoer kauwde
Maar o wat een lol
Na zes blikken vol
Ze praatte niet meer, maar miauwde
A
limerick
B
haiku
C
ollekebolleke

Slide 19 - Quizvraag

Weektaak: 45
  • fictie 3.1 maken opdracht 1 tot en met 10
  • gedicht 3.2 maken opdracht 1 tot en met 5

Slide 20 - Tekstslide