Je kunt een passende opmaak kiezen voor een instructie.
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht 1
Zoek een blaadje en vouw een papieren vliegtuig.
Hiervoor heb je 3 minuten de tijd.
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 1b Vergelijken
Zijn alle vliegtuigjes in dezelfde volgorde gevouwen?
Hoe kan het dat niet alle vliegtuigjes gelijk zijn?
Vliegen de vliegtuigjes hetzelfde?
Slide 4 - Tekstslide
Een instructie
De vliegtuigjes zijn niet allemaal gelijk, omdat er geen uitleg gegeven is over hoe en in welke volgorde je een vliegtuigje moet vouwen. Je noemt deze uitleg een instructie.
Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen. Het is belangrijk dat je de informatie in een logische volgorde opschrijft.
Slide 5 - Tekstslide
Een instructie schrijven
Wanneer je een intstructie gaat schrijven is het belangrijk om te bedenken in welke volgorde je de informatie zet.
Met welke informatie begin je?
Welke informatie schrijf je daarna?
Met welke informatie eindig je?
Slide 6 - Tekstslide
Een instructie schrijven
Een instructie schrijf je in de gebiedende wijs, dat betekent dat de meeste zinnen beginnen met een werkwoord (doe-woord).
Soms is het ook belangrijk dat je bepaalde dingen nodig hebt, de ingredienten of benodigdheden. Hiervoor maak je een lijstje. (recept)
Bij een instructie moet je ook aandacht besteden aan hoe je tekst eruit ziet, de lay-out. Schrijf korte en duidelijke zinnen, maak gebruik van plaatjes, gebruik een titel en kopjes.
Schrijf geen overbodige informatie bij een instructie.