B1 t/m B3 genenparen en kruisingsschema's

Thema 3 Erfelijkheid
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Chromosomen

  • Elke cellen -> eigen celkern -> 46 chromosomen
  • Bevatten alle erfelijke eigenschappen
  • Elk chromosoom -> een groot aantal genen

Slide 2 - Tekstslide

Gen & genenpaar
Gen
- deel  van het chromosoom
- een genenpaar bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap

Genenpaar
- chromosomen komen in paren voor
- een genenpaar bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen
Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet
Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet.

Slide 5 - Tekstslide

Eicel en zaadcellen

Slide 6 - Tekstslide

Uiterlijk(fenotype)
Genotype + milieu = Fenotype

  • zaadcel (23)
  • eicel(23)
  • bevruchte eicel(46)

Slide 7 - Tekstslide

Uiterlijk
Genotype + milieu = Fenotype

  • zaadcel (23)
  • eicel(23)
  • bevruchte eicel(46)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

homozygoot
Per eigenschap heb je 2x informatie.
Deze kan gelijk zijn. 
Dan ben je homozygoot voor deze eigenschap


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Voor een eigenschap heb je 2 varianten: Gen A of gen a

Als je homozygoot bent voor deze eigenschap heb je dus:
- of AA
- of aa

Slide 12 - Tekstslide

Heterozygoot
Je kunt ook van beide ouders een verschillend gen erven.
Je bent dan heterozygoot voor deze eigenschap.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Voor een eigenschap heb je gen A of gen a.

Als heterozygoot heb je dan:  Aa

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Checkvraag:
Een gen heeft 2 varianten: R en r

- Schrijf het genotype op van een homozygoot
- Schrijf het genotype op van een heterozygoot

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke kleur haar?

Slide 18 - Tekstslide

Welke kleur haar?

Slide 19 - Tekstslide

Dominant of Recessief
B  =  zwart haar = dominant
b = blond haar = recessief

Wanneer iemand het dominante gen B heeft, 
zal deze persoon zwart haar hebben.
Ook als hij heterozygoot (Bb) is. 
Het gen voor zwart haar is Dominant.

Slide 20 - Tekstslide

Welke kleur haar?

Slide 21 - Tekstslide

Checkvraag
Bij cavia's is kort haar (R) dominant over lang haar (r)

-Wat is het genotype van een cavia met lang haar?
-Welke genotypes kan een cavia met kort haar hebben?

Slide 22 - Tekstslide

rr
Rr of RR

Slide 23 - Tekstslide

rr
Rr of RR

Slide 24 - Tekstslide

Kruising!

Slide 25 - Tekstslide

Hoe zien de jonkies eruit? 
Stap 1: de genotypes opschrijven

- Stel de kortharige cavia is heterozygoot.

P =    Genotype x  Genotype



Slide 26 - Tekstslide

Hoe zien de jonkies eruit?
Stap 1


P=      Rr   x rr

Slide 27 - Tekstslide

Stap 2: welke geslachtscellen kunnen ze maken?

Rr                        x                          rr
R of r                                              r


Slide 28 - Tekstslide

Stap 3: kruisingsschema

Slide 29 - Tekstslide

Stap 4: conclusies
Jonkies worden F1 genoemd.
Je schrijft op wat de verhouding is in het fenotype  van de jongen

Slide 30 - Tekstslide

De jongen: F1
F1           1/2 kortharig    en    1/2 langharig


           verhouding:  Kort  1 : 1 lang          

Slide 31 - Tekstslide

Aantekening:
Stap 1: P. genotype x genotype
Stap 2: G.welke geslachtscellen kunnen ze maken?
Stap 3: kruisingsschema met mogelijke geslachtscellen
Stap 4: conclusie voor F1

Slide 32 - Tekstslide

Checkvraag
Werk het volgende vraagstuk uit:

2 cavia's zijn heterozygoot voor de kleur van de vacht.

Zwart (Z) is dominant over bruin (z).
Hoe zullen hun nakomelingen eruit zien?

Slide 33 - Tekstslide