Formatieve toets chapitre 2 2vwo

BONJOUR !
Maak alle vragen. Je mag je tekstboek gebruiken wanneer je de grammatica echt heel moeilijk vindt (probeer zonder!). Bonne chance!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

BONJOUR !
Maak alle vragen. Je mag je tekstboek gebruiken wanneer je de grammatica echt heel moeilijk vindt (probeer zonder!). Bonne chance!

Slide 1 - Tekstslide

Si tu ne manges pas, tu vas avoir faim / oublier.
A
avoir faim
B
oublier

Slide 2 - Quizvraag

Mais attention! Les frites, c’est à bientôt / seulement pour le week-end.
A
bientôt
B
seulement

Slide 3 - Quizvraag

Mon grand-père a passé trois jours à l’hôpital / la différence parce qu’il avait mal au ventre.
A
l’hôpital
B
la différence

Slide 4 - Quizvraag

Je vais chez mon grand-père demain / sans
A
demain
B
sans

Slide 5 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties. 
rapide
le chien
boire
le cerveau
l'eau
la vitesse
le cœur
le chat

Slide 6 - Sleepvraag

Mon frère n’est pas en bonne santé. Il n’arrête pas de (slapen)______________________ à l'école.

Slide 7 - Open vraag

(Het probleem) ______________________? Il joue à la console jusqu’à tard le soir.

Slide 8 - Open vraag

(De volgende dag) ______________________, il n’arrive pas à se concentrer.

Slide 9 - Open vraag

Ma mère a pris (een afspraak) ______________________ chez le médecin.

Slide 10 - Open vraag

Son conseil: mon frère doit faire plus de sport. Il va donc
(trainen) ______________________

Slide 11 - Open vraag

Ça va mieux maintenant. Il est moins (moe)
______________________ .

Slide 12 - Open vraag

Maak de zin op twee manieren vragend.
C’est bon pour la santé.

Slide 13 - Open vraag

Maak de zin op twee manieren vragend. Gebruik het vraagwoord!
Tu organises un tournoi de sport. (où)

Slide 14 - Open vraag

Maak de zin op twee manieren vragend.
Nous allons boire quelque chose.

Slide 15 - Open vraag

Maak de zin op twee manieren vragend. Gebruik het vraagwoord!
Tu vas à la pharmacie. (comment)

Slide 16 - Open vraag

Vul het juiste vraagwoord in.  Let op: je houdt drie woorden over.
________ tu fais comme sport? Moi, je fais du handball.
_______ est-ce que tu t’entraînes? Le mercredi et le vendredi.
______ est-ce que tu aimes ce sport? Parce que c’est un sport d’équipe.
Les autres joueurs de ton équipe sont _______? Ils sont tous très sympas. 
quand
qui
comment
combien
pourquoi
Qu'est-ce que

Slide 17 - Sleepvraag

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Tu as déjà mangé la pomme?
Non, je (nog niet) ______

Slide 18 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Tu es souvent malade?
Non, je (nooit) _______________

Slide 19 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Il y a encore des aspirines?
Non, il (niet meer) ____________________

Slide 20 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Vous avez mangé quelque chose?
Non, nous (niets) _____________________

Slide 21 - Open vraag

Traduis les phrases en français. Fais des phrases entières.
Doe jij aan sport?

Slide 22 - Open vraag

Traduis les phrases en français. Fais des phrases entières.
Ja , ik doe aan dansen vanaf mijn achtste.

Slide 23 - Open vraag

Traduis les phrases en français. Fais des phrases entières.
Ik ben fit.

Slide 24 - Open vraag

Comment dire?
Als je het Franse woord niet kent.

Slide 25 - Open vraag

Comment dire?
Als je wilt weten wat iemand wil zeggen.

Slide 26 - Open vraag