Stroom heeft gelopen → geen spanningsverschil meer
Slide 5 - Tekstslide
Stroomsterkte I [A]
Q = lading [C]
I = stroomsterkte [A]
t = tijd [s]
stroomsterkte = hoeveelheid lading die in een bepaalde tijd door een draad stroomt.
De ampère [A] = coulomb per seconde [C/s].
I=tQ
Slide 6 - Tekstslide
Spanning U [V]
"De druk achter de stroom"
De spanningsbron geeft energie aan de ladingen.
Als de spanning van de spanningsbron bijvoorbeeld 20 V is, dan krijgt elke coulomb aan lading dus 20 joule aan energie mee. De meeste spanningsbronnen hebben een vaste spanning. Over een stopcontact staat bijvoorbeeld in Nederland altijd 230 V. We noemen dit ook wel de netspanning.
Een normale AA batterij heeft een spanning van 1,5 V. We kunnen ook spanningsbronnen aan elkaar koppelen. Hieronder zien we bijvoorbeeld twee AA batterijen die in serie gekoppeld zijn. De totale spanning wordt in dat geval 1,5 + 1,5 = 3,0 V, zie afbeelding hieronder.
Slide 7 - Tekstslide
Weerstand R [Ω]
Weerstand geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden
Elk apparaat heeft weerstand
meer weerstand → minder stroom
minder weerstand → meer stroom
Slide 8 - Tekstslide
De stroomsterkte hangt af van de spanning en de weerstand