7.2 Voedselproductie

7.2 Voedselproductie
Thema 7 Duurzaam leven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2 Voedselproductie
Thema 7 Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt zes manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu.
  • Je kunt de belangrijkste milieuproblemen, de oorzaken daarvan en mogelijke tegenmaatregelen noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen 7.1
  • Aantasting
  • Biodiversiteit
  • Duurzame ontwikkeling
  • Fijnstof
  • Klimaatverandering
  • Ontbossing
  • Overbevolking
  • Smog
  • Uitputting
  • Vervuiling 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 7.2
  • Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.

Slide 5 - Tekstslide

Landbouw
Er zijn drie vormen van landbouw:
  • Akkerbouw (op het land)
  • Tuinbouw (in de kas)
  • Veeteelt
In de akkerbouw en in de tuinbouw worden planten verbouwd: de voedingsgewassen.
Bi de veeteelt worden dieren gehouden: de landbouwhuisdieren

Slide 6 - Tekstslide

Monocultuur
  • Akkerbouwbedrijven hebben vaak veel grond waarop de boer slecht één soort gewas verbouwt.
  • Dat heet een monocultuur.
  • Het voordeel hiervan is dat boeren snel en gemakkelijk de bodem kunnen bewerken en oogsten.
  • Hierdoor is er een hoge voedselopbrengst voor lage prijzen.

Slide 7 - Tekstslide

Bescherming tegen ziekten en plagen
  • Een nadeel van monoculturen is dat er een grotere kans is op een plaag
  • Er zijn dan veel dieren van één soort die voedingsgewassen aantasten.
  • Ook ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën en schimmels, kunnen zich in een monocultuur sneller verspreiden.
  • Om voedingsgewassen te beschermen tegen plagen en ziekten, gebruiken akkerbouwers bestrijdingsmiddelen.
  • Er zijn chemische en biologische bestrijdingsmiddelen.

Slide 8 - Tekstslide

Bemesting
  • Planten hebben mineralen (stikstof en fosfaat) nodig om te groeien.
  • Door bemesting voegt de boer weer mineralen aan de bodem toe.
  • Dit kan met stalmest, dit bestaat uit uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren. Dit bestaat uit ammoniak en wordt door reducenten afgebroken tot mineralen.
  • Maar ook met kunstmest, dit wordt gemaakt in een fabriek. Hiermee kunnen precies de mineralen worden toegevoegd die nodig zijn.
  • Niet alle mineralen worden opgenomen door planten, waardoor de rest de bodem ingaat en zorgt voor verzuring en vermesting.

Slide 9 - Tekstslide

Bodembewerking
  • Door bodembewerking (ploegen en eggen) komt er meer zuurstof in de doem voor de reducenten.
  • De bodem wordt luchtiger,
  • Planten kunnen water en mineralen beter opnemen en de plantenwortels kunnen beter in de bodem doordringen.
  • Sommige akkerbouwers ploegen juist niet, om het bodemleven iet te verstoren.
  • Dat noem je niet-kerende grondbewerking.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Veredeling van planten
  • Boeren willen graag planten die veel voedsel produceren.
  • Er zijn 2 manieren om voedingsgewassen te maken: Veredeling en genetische modificatie.
  • Veredeling begint met de selectie van planten met gunstige eigenschappen.
  • Dat noem je kunstmatige selectie, omdat de selectie plaatsvindt door de mens.
  • Een veredelaar kruist deze individuen tot hij planten heeft met de gewenste eigenschappen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Genetische modificatie
  • Bij genetische modificatie (gm) worden de erfelijke eigenschappen rechtstreeks veranderd.
  • Een gen van de ene plant wordt toegevoegd aan de erfelijke informatie van de andere plant.
  • Zo kun je bijvoorbeeld aardappels kweken die bestand zijn tegen bepaalde ziekten en plagen.

Slide 14 - Tekstslide

Veeteelt
Bij landbouwhuisdieren zijn er ook manieren om de productie te verhogen:
  • Veel veeteeltbedrijven hebben weinig grond met veel dieren, dit noemen we intensieve veehouderij, hierdoor kan er veel geproduceerd worden.
  • Door krachtvoer neemt de voedselproductie toe.
  • Bij dieren wordt ook veredeling toegepast, bijvoorbeeld een koe met een goede melkopbrengst wordt gekruist met een goede stier.
De intensieve veehouderij heeft ook nadelen zoals een mestoverschot  en het dierenwelzijn

Slide 15 - Tekstslide

Veredeling van dieren
  • Veredelen van landbouwhuisdieren kan op een natuurlijke manier: door kruisen en fokken. Maar ook op twee kunstmatige manier: Kunstmatige inseminatie (ki) en in-vitrofertilisatie (ivf).
  • Bij kunstmatige inseminatie wordt sperma van een stier opgevangen en ingebracht in de baarmoeders van enkele koeien.
  • Bij in-vitrofertilisatie worden de zaadcellen van een stier en de eicellen van een koel bevrucht in een laboratorium.
  • De klompjes cellen die zich ontwikkelen, worden in de baarmoeder van 'normale' koeien ingebracht.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Begrippen 7.2
  • Bemesting
  • Bestrijdingsmiddelen
  • Bodembewerking
  • In-vitrofertilisatie (ivf)
  • Kunstmatige inseminatie (ki)
  • Landbouwhuisdieren
  • Monocultuur
  • Plaag
  • Veredeling
  • Voedingsgewassen

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken: 7.2: 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 7.2
Veel goed? -> Maken 8+ online extra  7.2

 

timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide