M4 Oefentoets

Oefentoets M4
Ter voorbereiding op jullie SE in de toetsweek.

Het bestaat uit meerkeuze vragen en toepassingsvragen. Op deze manier zal het SE er ook uit zien.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets M4
Ter voorbereiding op jullie SE in de toetsweek.

Het bestaat uit meerkeuze vragen en toepassingsvragen. Op deze manier zal het SE er ook uit zien.

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat dramatiseren is.
A
Een tragedie van een stuk maken
B
Vorm van toneelspelen waarbij spelers onvoorbereid zijn
C
Theatraal vormgeven van een verhaal of idee
D
Een toneelstuk maken vanuit een bestaande toneeltekst

Slide 2 - Quizvraag

Jullie krijgen zo een fragment te zien uit een film, waarbiji ik jullie wil vragen te kijken en luisteren naar de toepassing van de muziek. Het fragment zal 2 keer stil staan en dan luid de vraag:
Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik (indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 3 - Tekstslide

2

Slide 4 - Video

Wat zijn de verschillende manieren om tot een theatervoorstelling te komen?
A
Dramatiseren, ensceneren en improviseren
B
Dramatiseren, improviseren en theatraliseren
C
Ensceneren en dramatiseren
D
Toneeltekst, impro en solo

Slide 5 - Quizvraag

00:10

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 6 - Open vraag

00:21

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Sleepvraag

Wat zijn theatrale middelen?
A
Wie, wat, waar, waarom en waardoor?
B
Spelgegevens, enscenering en materiële vormgevingsmiddelen
C
Middelen om het theaterstuk naar een hoger plan te tillen
D
Vormgegeven van een theaterstuk

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk het volgende fragment.
Wat is het motorisch moment en waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat is het motorisch moment in deze scène?

Slide 12 - Open vraag

Onder welke kunstdiscipline valt cabaret?
A
theater
B
kleinkunst
C
literatuur
D
podiumkunsten

Slide 13 - Quizvraag

Theater kan 4 functies hebben.
Jullie zien zo 3 fragmenten, waarbij de vraag is wat de functie is.

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 16 - Quizvraag

0

Slide 17 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 18 - Quizvraag

0

Slide 19 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn voordracht technieken?
A
Technieken om je voorkomen ( spel) aanweziger te laten zijn.
B
Poëzie en spoken word
C
Stem technieken om de aandacht vast te houden
D
Voordrachtskunsten proffesionaliseren

Slide 21 - Quizvraag

Jullie zien zo een fragment van Rutte, waarbij ik wil dat jullie letten op de voordrachtstechnieken die hij toe past.

Slide 22 - Tekstslide

2

Slide 23 - Video

03:10
Het ritme waarmee premier Mark Rutte spreekt, welke invloed heeft dat op de tekst die hij zegt?

Slide 24 - Open vraag

03:45
Beschrijf de intonatie van deze speech.

Slide 25 - Open vraag

Wat doet de pauzering op dit moment in de speech van Theo Maassen?

Slide 26 - Open vraag

Welke twee dingen gebruik je bij ensceneren? (2 antwoorden mogelijk)
A
vormgeving
B
tekst
C
mise-en-scène
D
emoties

Slide 27 - Quizvraag

Emoties beschrijven
Jullie zien zo een fragment uit Harry Potter. Beschrijf in stem en houding hoe je kan zien dat hij boos is.

Slide 28 - Tekstslide

1

Slide 29 - Video

Wat is mimiek?
A
Mime technieken
B
Gezichtsuitdrukkingen
C
Lichaamshouding
D
Pantomime ( concreet uitbeelden)

Slide 30 - Quizvraag

Bij het volgende fragment kijken we hoe we de emotie kunnen zien in de houding en mimiek van de personages.

Slide 31 - Tekstslide

02:41
Beschrijf in houding en stem hoe je kan zien dat Harry boos is.

Slide 32 - Open vraag

2

Slide 33 - Video

00:13
Benoem in de houding en mimiek welke emotie je hier ziet.

Slide 34 - Open vraag

01:53
Welke emotie zie je aan het einde bij "Juf Ank". Beschrijf haar mimiek.

Slide 35 - Open vraag

Wat zijn spelgegevens?

Slide 36 - Woordweb

opdracht
Rol
Verhaal / Actie
Ruimte/ Plaats
Tijd
Motief
Waar
Wie
Wat
(Handeling / conflict)
Waarom
Wanneer

Slide 37 - Sleepvraag

Welke elementen worden in het volgende fragment gebruikt, waaruit blijkt dat het om een absurdistisch stuk gaat?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Ik zie het Absurdisme terug in het vorige fragment, door de volgende elementen: ( vul in)

Slide 40 - Open vraag

Wat is een metafoor?
A
Beeldspraak die verwijst naar de werkelijkheid
B
Metamorfose van een personage
C
Metamorfose zichtbaar in mimiek en fysiek
D
Grootse aankondiging van een stuk

Slide 41 - Quizvraag

Je krijgt zo verschillende fragmenten te zien met verwijzingen naar de werkelijkheid. Bekijk goed welk fragment welke verwijzing gebruikt  en waarom.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

De vorm die ze gebruiken voor de verwijzing naar de werkelijkheid is: (benoem en geef toelichting)

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Video

De vorm die ze gebruiken voor de verwijzing naar de werkelijkheid is: (benoem en geef toelichting)

Slide 46 - Open vraag

Wat is status?
A
Machtsverhouding tussen 2 of meer spelers.
B
Hoe een personage erbij loopt
C
Hoe een rol zich verhoudt tot de ander
D
Essentieel op social media

Slide 47 - Quizvraag

Beschrijf de mise-en-scène in deze foto.

Slide 48 - Open vraag

Wat zijn de verschillen tussen openluchttheater en vlakke vloer theater?

Slide 49 - Open vraag

Wat is een clause?
A
Hoogtepunt in het stuk
B
Het moment dat de souffleur de laatste cue geeft
C
Regieaanwijzing
D
Elk stuk tekst in een stuk, dat door 1 persoon achter elkaar wordt gezegd

Slide 50 - Quizvraag

Waaruit bestaat een rolbiografie?
A
Feitelijk informatie en fysieke eigenschappen: uiting van achtergrond .
B
Feitelijk informatie: wie is de personage en hoe is dat zo gekomen?
C
Karaktereigenschappen: dromen, verleden en irritaties
D
Karaktereigenschappen, fysieke eigenschappen en feitelijke informatie

Slide 51 - Quizvraag