Geschiedenisquiz 6ath/gym

Geschiedenisquiz
Welkom in het examenjaar van geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van vorig jaren?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Geschiedenisquiz
Welkom in het examenjaar van geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van vorig jaren?

Slide 1 - Tekstslide

Klas aanmaken in LessonUp
Ga op je laptop naar SOM/LessonUp
Vul de volgende code in: pmtxu
Vul je echte voor- en achternaam in
(registeren alleen met je schoolmail!)
Denk na over je antwoorden!
Houd de antwoorden voor jezelf (roepen/voorzeggen = stoppen met quiz!)

Slide 2 - Tekstslide

We beginnen makkelijk... hoeveel periodes zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 3 - Quizvraag

En hoeveel tijdvakken zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 4 - Quizvraag

Welk tijdvak zien we hier?
A
De tijd van steden en staten
B
De tijd van ontdekkers en hervormers
C
De tijd van monniken en ridders
D
De tijd van pruiken en revoluties

Slide 5 - Quizvraag

In welk jaar ontdekt Columbus Amerika?
A
1502
B
1568
C
1648
D
1492

Slide 6 - Quizvraag

Wat houdt het Twaalfjarig Bestand in tijdens de 80-jarige oorlog?
A
Er is 12 jaar lang crisis.
B
Er is 12 jaar lang politieke onrust.
C
Er is 12 jaar een wapenstilstand.
D
Er is 12 jaar vrede.

Slide 7 - Quizvraag

Wat houdt de Renaissance in?
A
Een periode van het nieuwe wetenschap.
B
Een herinteresse voor de prehistorie.
C
Een herinteresse voor de klassieke oudheid.
D
Een periode van vele oorlogen.

Slide 8 - Quizvraag

Luther en Calvijn wilden beiden de christelijke kerk veranderen (hervormen). Waar stoorden ze zich het meest aan?
A
Rijkdom van de kerk.
B
Geestelijken hielden zich niet aan de regels (niet trouwen etc.)
C
Fouten in de Bijbel.
D
Aflaathandel.

Slide 9 - Quizvraag

Welk tijdvak zien we hier?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van ontdekkers en hervormers
D
Tijd van regenten en vorsten

Slide 10 - Quizvraag

Bij het tijdvak dat je zojuist zag, horen de volgende jaartallen...
A
1000-1500
B
1500-1600
C
1600-1700
D
1700-1800

Slide 11 - Quizvraag

Hieronder staan twee stellingen. Welke is/zijn juist?

A Door de landbouw konden meer mensen worden gevoed.
B Dorpen groeiden uit tot steden doordat de landbouw op de vruchtbare rivieroevers minder opleverde.

A
Alleen stelling A
B
Alleen stelling B
C
Stelling A en B
D
Geen van beide

Slide 12 - Quizvraag

Aan het eind van tijdvak 3 ontstond het feodaal stelsel. Waarom zorgde het feodaal stelsel voor een machtsafname van de koning(en)?
A
Er werd te veel belasting geheven.
B
De koning moest veel oorlogen voeren.
C
De koning verloor controle over de leenmannen.
D
De Vikingen verwoestten vele leengebieden.

Slide 13 - Quizvraag

Welke rol speelden kloosters in de ontwikkeling van de cultuur en wetenschap van West-Europa?
A
Kloosters waren vaak bierbrouwerijen.
B
In kloosters waren scholen, er werden boeken overgeschreven.
C
In kloosters vonden veel mensen toevlucht.
D
Kloosters waren heilige plaatsen waar mensen de mis konden bijwonen.

Slide 14 - Quizvraag

In de 16e eeuw begon de Nederlandse Opstand. Hierdoor ontstond na een lange strijd een nieuwe staat. Welke omschrijving van die nieuwe staat is de juiste?
A
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de gehele Nederlanden.
B
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de Noordelijke Nederlanden.
C
Een republiek in de gehele Nederlanden.
D
Een republiek in de Noordelijke Nederlanden.

Slide 15 - Quizvraag

Maak het volgende Kenmerkend Aspect af: De ontwikkeling van ... en ... in de Griekse stadstaat
A
bouwkunst en politiek
B
wetenschap en politiek
C
cultuur en democratie
D
wetenschap en cultuur

Slide 16 - Quizvraag

Welke stelling(en) over de Atheense democratie is/zijn juist?
1 De democratie in Athene was direct, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos.
II De democratie in Athene was direct, omdat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
A
Stelling I
B
Stelling II
C
Beide stellingen
D
Geen van beide

Slide 17 - Quizvraag

Waaraan dankt de 'landbouwrevolutie' haar naam?
A
Het heeft een grote impact op de levens van mensen.
B
Het ging ongelofelijk snel.
C
Het heeft betrekking op eten.
D
Er zijn veel mensen bij betrokken.

Slide 18 - Quizvraag

Welke historische persoon zien we hier?
A
Christoffel Columbus
B
Karel V
C
Karel de Grote
D
Keizer Constantijn

Slide 19 - Quizvraag

The Declaration of Independence is de start van de Verenigde Staten van Amerika. Welke persoon was direct betrokken bij het schrijven ervan?
A
John Locke
B
Montesquieu
C
Adam Smith
D
Thomas Jefferson

Slide 20 - Quizvraag

De aanleiding van WO1 is...
A
de bondgenootschappen
B
het militarisme
C
de moordaanslag op Frans-Ferdinand
D
het nationalisme

Slide 21 - Quizvraag

Aan de vooravond van WO2 traden Engeland en Frankrijk niet op tegen de herbewapening van Duitsland. Welke reden hadden ze hiervoor?
A
Ze konden niet tegen de Duitsers op.
B
Dat was afgesproken tijdens de Conferentie van München.
C
Ze vonden het Verdrag van Versailles eigenlijk ook te streng.
D
Ze wilden Hitler een plezier doen.

Slide 22 - Quizvraag

Welke uitspraak/uitspraken over WO2 is/zijn juist?
I. Het Westen deed niets toen Hitler van Oostenrijk een Duitse provincie maakte.
II. Het Westen reageerde pas toen Duitsland Nederland aanviel.
A
Uitspraak I
B
Uitspraak II
C
Uitspraak I en II
D
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag

De revolutionairen tijdens de Franse Revolutie hanteerden drie motto's, welke zijn dit?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, aristocratie
C
Vrijheid, democratie, gelijkheid
D
De juiste staat er niet tussen.

Slide 24 - Quizvraag

Welk begrip past bij de foto?
A
Blitzkrieg
B
D-Day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 25 - Quizvraag

Tijdens WO1 had Rusland een ander probleem: de Russische revolutie. Wie had de macht in Rusland vóór de revolutie?
A
De bureaucratie en de tsaar.
B
De bureaucratie en de boeren.
C
De tsaar en de boeren.
D
De bureaucratie en de adel.

Slide 26 - Quizvraag

In het door nazi-Duitsland bezette Europa kwamen onder de bevolking drie houdingen voor tegenover de nazi's. Welke zijn dit?
A
Opstand, verzet, collaboratie
B
Aanpassing, collaboratie, verzet
C
Aanpassing, opstand, verzet
D
Collaboratie, revolutie en opstand

Slide 27 - Quizvraag