Les van 29 oktober

Les van 29 oktober
Wat gaan we doen?
- verder met de Taal test;
- woordenschat oefenen;
- uitleg ontleden.

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands6th Grade

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les van 29 oktober
Wat gaan we doen?
- verder met de Taal test;
- woordenschat oefenen;
- uitleg ontleden.

Slide 1 - Tekstslide

Taal test vervolg
- plaats leestekens in de zin;
- schrijf de zin in de directe rede;
- vul de goede vorm van het werkwoord in;
- noem het juiste onderwerp;
- zet het goede beroep in de spreekwoord of de uitdrukking;
- Wat betekent het spreekwoord of de uitdrukking?

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
Plaats leestekens in de onderstaande zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

10A. Lisa vraagt is mijn pakje al bezorgd

Slide 4 - Open vraag

10B. Ik heb er eigenlijk geen zin meer in zucht Lex

Slide 5 - Open vraag

11A. In de klas vertelt Jacob zitten tien jongens en twaalf meisjes

Slide 6 - Open vraag

11B. Pelle fluistert verlegen ik weet het niet

Slide 7 - Open vraag

Directe rede
Schrijf de onderstaande zin in de directe rede.
Gebruik een ononderbroken citaat. Let op de leestekens.

Slide 8 - Tekstslide

12. Sem vraagt wanneer de wedstrijd begint.
....................... vraagt Sem .............................

Slide 9 - Open vraag

Goede vorm van werkwoord
Vul bij de volgende zinnende goede vorm van het werkwoord in

Slide 10 - Tekstslide

13A. De vissen ................(zwemmen) in de zee.

Slide 11 - Open vraag

13B. De school vissen .........(zwemmen) in de zee.

Slide 12 - Open vraag

13C. De familie .................(vieren) de verjaardag.

Slide 13 - Open vraag

13D. De leden van de familie .........(vieren) de verjaardag.

Slide 14 - Open vraag

Onderwerp
Schrijf het juiste onderwerp op

Slide 15 - Tekstslide


4A. De zwerm vogels/ De vogels vliegt hoog in de lucht.

Slide 16 - Open vraag


14B. De vuile was/ De vieze kleren zitten in de wasmachine.

Slide 17 - Open vraag


14C. Het orkest/ De muzikanten geven een concert.

Slide 18 - Open vraag


4D. De brandweer/ De brandweerlieden blust de brand.

Slide 19 - Open vraag

Het goede beroep
Zet het goede beroep in het spreekwoord of de uitdrukking

Slide 20 - Tekstslide

15A. Kies uit: kok, schoenmaker, smid, waard

Doe alleen dingen waar je verstand van hebt.......... , blijf bij je leest!

Slide 21 - Open vraag

15B. Kies uit: kok, schoenmaker, smid, waard

Als je zelf oneerlijk bent, vertrouw je anderen ook niet. Zoals de ............. is vertrouwd hij zijn gasten.

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent?
Wat betekent het volgend het spreekwoord of de uitdrukking?

Slide 23 - Tekstslide

16. Vertrekken als een dief in de nacht.

Slide 24 - Open vraag

Woordenschat
Nog even oefenen m.b.t. de tekst "Mijn favoriete voorwerp is......"

Slide 25 - Tekstslide


Mijn vader en zijn zus erven later het huis dat opa in Marokko heeft gebouwd.
A
Er last van hebben dat je een bepaald voorwerp niet .
B
Geld of spullen krijgen van iemand die overleden is.

Slide 26 - Quizvraag


Dit boek gaat over het verloop van de Tweede Wereldoorlog.
A
Een korte zin die precies weergeeft wat iemand belangrijk vindt.
B
De manier waarop iets gebeurt of verdergaat.

Slide 27 - Quizvraag

Ga naar je Taalboekje
Pak je Taalboekje: Thema 2, "Ik ben". Ga naar blz. 10 en maak oefening 1 verder af. Ga naar blz 11 en maak oefening 2 en oefening 3.

Slide 28 - Tekstslide

Ontleden
Ontleden is wat anders dan woordbenoeming.
Woordbenoeming is dat je per woord uitzoekt wat voor soort woord het is (lw., znw, vrw, vz etc.)

Ontleden gaat over zinsdelen.

Slide 29 - Tekstslide

Ontleden
Je vraagt je hier af: "Wat doet dat stukje in een zin?"

Je kijkt naar:
- wie doet iets;
- met wat;
- wat gebeurt er?

Slide 30 - Tekstslide

Ontleden
Ontleden gaat over zinsdelen

Waarom moet je dit weten?
Met zinsdelen kun je een zin bouwen.
Het is belangrijk in een taal: waar wat staat in een zin en in welke volgorde.


Slide 31 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv) en gezegde (gez).
Wat is ook alweer de pv en wat is het gezegde?

- Persoonsvorm (pv): Zet de zin in de vragende vorm, dan is het eerste woord de pv, of
- Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert is de pv.

- Gezegde (gez): ALLE werkwoorden in een zin

Slide 32 - Tekstslide

Pv en gez
Vul bij de onderstaande zinnen de persoonsvorm en het gezegde in.

Slide 33 - Tekstslide

De vriendinnen zijn gisteren naar de dierentuin geweest.

Slide 34 - Open vraag

Amira bestelt samen met haar broertje Omar een ijsje met twee bolletjes.

Slide 35 - Open vraag

Ga naar je Taalboekje
Pak je Taalboekje: Thema 2, "Ik ben".  Ga naar blz. 6 en maak oefening 1 en oefening 2.

Slide 36 - Tekstslide

Onderwerp
Wat is ook alweer het onderwerp in een zin?
- Onderwerp (ow): Wie + pv/gez

De man heeft de hond een bot gegeven:
pv: heeft
gez: heeft gegeven
ond: (wie+pv/gez) wie heeft gegeven -> de man

Slide 37 - Tekstslide

Zoek het onderwerp
Geef in onderstaande zinnen aan, wat het onderwerp is in de zin.

Slide 38 - Tekstslide

De nicht van mijn moeder komt morgen op bezoek.

Slide 39 - Open vraag

Vanochtend heeft die bekende tennisser afgebeld.

Slide 40 - Open vraag

Ga naar je Taalboekje
Pak je Taalboekje: Thema 2, "Ik ben". Ga naar blz. 7 en maak  oefening 1 en oefening 2.

Slide 41 - Tekstslide

Even oefenen
Mijn neef Bob heeft de voetbalwedstrijd gewonnen:


Slide 42 - Tekstslide

Even oefenen
Mijn neef Bob heeft de voetbalwedstrijd gewonnen:

pv: heeft
gez: heeft gewonnen
ond: (wie+pv/gez) wie heeft gegeven -> mijn neef Bob

Slide 43 - Tekstslide

Even oefenen
Na de verhuizing richt ik mijn nieuwe kamer in.


Slide 44 - Tekstslide

Even oefenen
Na de verhuizing richt ik mijn nieuwe kamer in.

pv: richt in
gez: richt in
ond: (wie+pv/gez) wie heeft gegeven -> ik

Slide 45 - Tekstslide

Even oefenen
Zouden onze juf en meester het kamp van groep 8 proberen te regelen?


Slide 46 - Tekstslide

Even oefenen
Zouden onze juf en meester het kamp van groep 8 proberen te regelen?

pv: zouden
gez: zouden, proberen, te regelen
ond: (wie+pv/gez) wie heeft gegeven -> onze juf en meester

Slide 47 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen
Benoem bij de volgende vragen de rode zinsdelen.

Slide 48 - Tekstslide


Karim zal de taart in twaalf stukken proberen te snijden.

Slide 49 - Open vraag


Het is vandaag voor de derde keer mislukt.

Slide 50 - Open vraag


Het tweede deel van deze serie las de meester uit groep 5 gisteren voor.

Slide 51 - Open vraag


Jelle en Levi hebben elke middag in de pauze gevoetbald.

Slide 52 - Open vraag

Ga naar je Taalboekje
Pak je Taalboekje: Thema 2, "Ik ben". Ga naar blz. 14 en maak  oefening 1.

Slide 53 - Tekstslide