PARKEERWEEKDICTEE WERKWOORDEN 3

sterke werkwoorden
Gaan:
ik ga                 ik ging
hij gaat           hij ging
wij gaan         wij gingen
                          ik ben gegaan
Denken:
ik denk           ik dacht
hij denkt        hij dacht
wij denken   wij dachten
                          ik heb gedacht

Lopen:
ik loop            ik liep
hij loopt        hij liep
wij lopen       wij liepen
                          ik heb gelopen
Dragen:
ik draag          ik droeg
hij draagt       hij droeg
wij dragen     wij droegen
                          ik heb gedragen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

sterke werkwoorden
Gaan:
ik ga                 ik ging
hij gaat           hij ging
wij gaan         wij gingen
                          ik ben gegaan
Denken:
ik denk           ik dacht
hij denkt        hij dacht
wij denken   wij dachten
                          ik heb gedacht

Lopen:
ik loop            ik liep
hij loopt        hij liep
wij lopen       wij liepen
                          ik heb gelopen
Dragen:
ik draag          ik droeg
hij draagt       hij droeg
wij dragen     wij droegen
                          ik heb gedragen

Slide 1 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
Spelen:
ik speel           ik speelde
hij speelt       hij speelde
wij spelen     wij speelden
                          ik ben gespeeld
Klappen:
ik klap            ik klapte
hij klapt        hij klapte
wij klappen wij klapten
                          ik heb geklapt
Landen:
ik land           ik landde
hij landt        hij landde
wij landen    wij landden
                          ik heb geland
Leven:
ik leef          ik leefde
hij leeft       hij leefde
wij leven     wij leefden
                        ik heb geleefd

Slide 2 - Tekstslide



Wat is het hele werkwoord? Is het goed geschreven?

Heb jij je al verkleed?

Slide 3 - Open vraag



Wat is het hele werkwoord? Is het goed geschreven?

Wij zijn voor het stoplicht gestopd?

Slide 4 - Open vraag



Wat is het hele werkwoord? Is het goed geschreven?

De ring glansde in het licht.

Slide 5 - Open vraag



Wat is het hele werkwoord? Is het goed geschreven?

De dief vluchtte snel het donker in.

Slide 6 - Open vraag

WAT IS DE VERLEDEN TIJD?
werkwoord: vluchten
De dief .............

Slide 7 - Open vraag

WAT IS DE TEGENWOORDIGE TIJD?
werkwoord: worden
Hij .............

Slide 8 - Open vraag

WAT IS DE VERLEDEN TIJD?
werkwoord: geven
Wij .............

Slide 9 - Open vraag

Sleep de werkwoorden naar de juiste tijd op de balk
p.v. Verleden tijd
p.v. Tegenwoordige tijd
p.v. Voltooid deelwoord
voed
voedde
wordt
wuifde
beleefd
vouwde
getild
gestart

Slide 10 - Sleepvraag

Lesdoel

Ik kan het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden correct spellen.

Slide 11 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


De weg werd verbreed.
De ..... weg.

Slide 12 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


Jammer dat ik het doel heb gemist.
Het  ..... doel.

Slide 13 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


Wij hebben de wedstrijd gewonnen.
De  ..... wedstrijd.

Slide 14 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


Mats heeft het cadeau ingepakt.
Het  ..... cadeau.

Slide 15 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


Wij hebben de tekening betaald.
De  ..... tekening.

Slide 16 - Open vraag

Welke zin is fout

Slide 17 - Sleepvraag

Welke zin is fout

Slide 18 - Sleepvraag

spelling
PARKEERWEEK 3 WERKWOORDEN

Lees het goed
Kijk eerst wat de hele werkwoorden zijn
Kijk goed of de regels kloppen
Gebruik je wisbord.

Slide 19 - Tekstslide