Paragraaf 3/4/restjes (online les 2)

Opdracht 2: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van de beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak weer een kruisingsschema, ga er vanuit dat de allelen gekoppeld zijn. Maak een foto en lever deze bij de volgende dia in.
 De kruising begint als volgt:

P:     


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdracht 2: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van de beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak weer een kruisingsschema, ga er vanuit dat de allelen gekoppeld zijn. Maak een foto en lever deze bij de volgende dia in.
 De kruising begint als volgt:

P:     


Slide 1 - Tekstslide


Slide 2 - Open vraag

P:     

Gameten.      GZ                    gz

F1                      GZ
                           gz

Nieuwe kruising:    GZ     x        GZ
                                        gz                gz
GZ
gz
GZ
GZ
GZ
GZ
gz
gz
GZ
gz
gz
gz

Slide 3 - Tekstslide

Volgende dia: link naar biologiepagina

Maken: de eerste 3 vragen 
(33, 34, 23)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Tekstslide

Autosomen/ geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen: chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt (XX en XY).

Autosomen: alle andere chromosomen.

Slide 7 - Tekstslide

Karyogram (foto)
  • Chromosomen gerangschikt op lengte
     
  • Homologe chromosomen bij elkaar

Slide 8 - Tekstslide

Karyotype
  • Tekstuele vertaling van het karyogram
     
  • Totaal aantal chromosomen, type geslachtschromosomen

46, XX

Slide 9 - Tekstslide

Karyotype
45, X 

Syndroom van Turner

Slide 10 - Tekstslide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21

Trisomie 21 = syndroom van Down

Slide 11 - Tekstslide

Genetische variatie
Genetische variatie ontstaat door:
  • mutaties
  • recombinatie

Slide 12 - Tekstslide

Soorten mutaties
  • Puntmutatie: Eén base(paar) verandert

  • Chromosoommutaties: Een deel van een chromosoom verandert, vaak meerder genen. Delen van chromosomen ontbreken, zijn dubbel, zijn omgedraaid of verplaatst.

  • Genoommutatie: het aantal chromosomen verandert (bijvoorbeeld trisomie 21)




Slide 13 - Tekstslide

Puntmutatie
Frameshift

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Chromosoommutatie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Genoommutatie

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoe noemen we de mutatie waarin een geslachtscel een chromosoom teveel krijgt?
A
puntmutatie
B
genmutatie
C
genoommutatie
D
celmutatie

Slide 21 - Quizvraag

Er zijn verschillende mutaties. Welk type mutatie zie je hiernaast?
A
Genoommutatie
B
chromosoommutatie
C
puntmutatie

Slide 22 - Quizvraag

Welke soort puntmutatie heeft het minste gevolg voor het eiwit dat gemaakt wordt bij expressie?
A
substitutie
B
insertie
C
deletie

Slide 23 - Quizvraag

Van welke genoommutatie is hier sprake
A
trisomie 13
B
trisomie 18
C
trisomie 21

Slide 24 - Quizvraag