Leestekens

Nederlands
Welkom
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
Je weet wat de leestekens zijn.
Je kunt de leestekens juist gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 3 - Tekstslide

Punt
- Een punt zet je aan het eind van een zin.
- Gebruik je bij afkortingen.
- Niet alle afkortingen schrijf je met punten. Afkortingen die letter voor letter worden uitgesproken, zoals vwo, cv, wc, krijgen geen punten.

Slide 4 - Tekstslide

Komma
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 5 - Tekstslide

komma
A
Toen ze thuis kwam, zag ze dat de lamp al brandde.
B
Toen ze thuis kwam zag ze dat de lamp al brandde.

Slide 6 - Quizvraag

komma
A
Ik houd van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik houd van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik houd van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik houd van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 7 - Quizvraag

Vraagteken
Na een vraag, komt een vraagteken.

Hoe hard mag je hier rijden?

Slide 8 - Tekstslide

Uitroepteken
Je gebruikt een uitroepteken:
  1. na een bevel. (Hou daar onmiddellijk mee op!)
  2. na een uitroep. (Dat is belachelijk!)

Slide 9 - Tekstslide

Wat kan er gebeuren als je geen uitroepteken gebruikt?
A
Je kunt dan niet goed begrepen worden
B
Dan worden mensen boos
C
Je loopt het risico onaardig over te komen
D
Dan snappen mensen niet wat je bedoelt

Slide 10 - Quizvraag

Dubbele punt ( : )
Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.
Met een dubbele punt kun je ook een citaat aankondigen.
Je zet een dubbele punt ook voor een opsomming.



Slide 11 - Tekstslide

De dubbele punt.

Na een dubbele punt ...

A
komt er een zin die een toelichting geeft op het voorafgaande
B
komt er een argumentatie om je gelijk te halen
C
komt er een opsomming
D
komt na een voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.

'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "Ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 14 - Quizvraag

Leestekens: aanhalingstekens gebruik je bij..
A
een citaat/uitspraak
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een vraagzin
D
een gebiedende wijs

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!
NuNederlands - Taalverzorging 3.2
Maak opdracht 1 tm 13

Slide 16 - Tekstslide