Hoe gebruik je een woordenboek? Vrijdag 24-06-2022

Comment utiliser un dictionnaire?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Comment utiliser un dictionnaire?

Slide 1 - Tekstslide

Les buts
- Je weet waar je (beter) op moet letten bij het
  gebruiken van een woordenboek;
- Je krijgt tips & trics om je leestoets in de toetsweek
  goed te maken;
- Je maakt de opdrachten van Luik af (als deze nog
  niet af zijn)

Slide 2 - Tekstslide

PROGRAMME
- Woordenboekstrategieën
- Lezen
- Opdrachten Luik afmaken of vrij

Slide 3 - Tekstslide

Hoe gebruik je een woordenboek?
  1. De woorden staan op alfabetische volgorde. Het alfabet staat op de achterkant en aan de kleurtjes op de zijkant kan je zien waar de letter begint.
  2. Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  3. Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  4. Zoek naar de stam van het woord!

Slide 4 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
ampoule
annonce
annulaire
anticiper
apaiser
apparaître
apparent
appuyer
aptitude

Slide 5 - Sleepvraag

Stam van het woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = 
Elle avait aimé son nouveau portable  >   stam = 
Elle était très fatiguée.                               >   stam = 
Tués par les produits toxiques                 >   stam = 
Cette organisation lutte contre...             >   stam = 
Il travaille lentement.                                  >   stam =


Slide 6 - Tekstslide

Stam van het woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = faire
Elle avait aimé son nouveau portable  >   stam = avoir + aimer
Elle était très fatiguée.                              >   stam = être
Tués par les produits toxiques                >   stam = tuer
Cette organisation lutte contre...            >   stam = lutter
Il travaille lentement.                                 >   stam = lent

Slide 7 - Tekstslide

Devine le mot 
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.  
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands of Engels lijken of misschien herken je al een deel van het woord. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
soignent

Slide 9 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
sûrement

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
joué

Slide 11 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
pauvres

Slide 12 - Open vraag

Mick est au collège Titus Brandsma.

Slide 13 - Open vraag

Woordenboek
  • Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden uit de zin. 

  • Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijv. in het Nederlands of
     Engels (bijv. timide, dangereux).
  • Zoek het basiswoord. (lent i.p.v. lentement, rapide i.p.v rapidement)
  • Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen. Kijk goed welke betekenis past
      in de tekst.
  • Oefen met het woordenboek dat je tijdens de toets gaat gebruiken. 

Slide 14 - Tekstslide

Devinettes
Welke oplossing hoort bij welk raadsel?
Let op: je houdt één (foute) oplossing over.
a une grenouille
b un lit
c un parapluie
d un timbre
e la pêche

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten Luik
- afmaken wat nog afgemaakt moet worden


Klaar? Bon week-end!

Slide 16 - Tekstslide