Lesbrief 11 Ondersteunende dienst

Lesbrief 11 Ondersteunende dienst
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesbrief 11 Ondersteunende dienst

Slide 1 - Tekstslide

Receptie werkzaamheden

Slide 2 - Woordweb

De werkplekassistent receptie is het visitekaartje van het leerplein. Je moet je netjes gedragen en beleefd praten. Daarnaast is het belangrijk dat je representatief gekleed bent. Aan de receptiebalie krijg je te maken met verschillende klanten: je docent, de onderwijsassistent, klasgenoten en bezoekers.
Je hebt vaste werkzaamheden die je moet uitvoeren en daarnaast ook werk dat je niet vooraf kunt plannen. Het is belangrijk dat je goed herkenbaar bent en overzicht houdt over je werk. Daarnaast is het belangrijk dat je je professioneel gedraagt en dat je klanten tevreden zijn over jouw hulp.
Als werkplekassistent bij de receptiebalie ben je het visitekaartje van het leerplein. Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 3 - Open vraag

Goed communiceren
Als je op een goede manier communiceert, lukt het om jouw boodschap zo over te brengen dat de ander deze begrijpt. Goed communiceren doe je zo:

Zorg dat verbale en non-verbale communicatie met elkaar kloppen.
Toon respect voor de ander.
Luister actief.
Kies het communicatiemiddel dat past bij de ander.
Kies het communicatiemiddel dat past bij de situatie.

Slide 4 - Tekstslide

Noem voorbeelden van Non-verbale communicatie

Slide 5 - Open vraag

Als je actief luistert, richt je je helemaal op het verhaal van de ander. Je probeert jouw gesprekspartner te begrijpen. Je moedigt hem aan om verder te praten. Jouw eigen mening bewaar je voor jezelf

Welke voorbeelden kun je noemen.

Slide 6 - Open vraag

Communicatie middelen

Slide 7 - Woordweb

Voorbeelden communicatie middelen

Slide 8 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van droog reinigen

Slide 9 - Open vraag

Noem een voorbeeld van nat reinigen

Slide 10 - Open vraag

Hoe noem je deze doekjes

Slide 11 - Open vraag

Zakelijk bellen
Voor een professioneel, zakelijk telefoongesprek gebruik je deze regels:
Start met een correcte begroeting, bijvoorbeeld ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’.
Noem daarna de naam van de instelling, gevolgd door je eigen naam.
Noteer de naam van de beller.
Vraag wat je voor de ander kunt betekenen.
Herhaal de boodschap of geef een samenvatting.
Eindig met een correcte groet, bijvoorbeeld ‘Bedankt voor het bellen, fijne dag’.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is het gebruik van een telefoonnotitie handig?

Slide 13 - Open vraag

Voorbeeld telefoonnotitie

Slide 14 - Tekstslide

Wat is nu het verschil tussen een brief en een e-mail?
  • Email: Bij ‘Onderwerp’ kun je invullen waarover de e-mail gaat.
  • Brief heeft een brief nummer voor het archief
  • Brief gaat via de post .
  • Email, gaat online
  • Brief staat de datum bovenaan
  • Email, staat de datum automatisch genoteerd
  • Brief is vaak handmatig ondertekend met handtekening

Slide 15 - Tekstslide

Een ander woord voor adresgegevens is naw-gegevens

Slide 16 - Open vraag

Wat regelt de ARBO-wet?

Slide 17 - Open vraag