Grammatiktrainer starke Verben im Präsens

Willkommen V4!
Heute: 
- Organisatorisch -> neuer Studienplaner
- Erklärung Starke Verben (o.t.t., o.v.t., v.t.t) + Machen Aufgaben 10-14 S.124-125
- Kap.3 A Hören u. Sehen Aufg. 1 S.116-117
Pak je laptop en je aantekeningenschrift erbij!!!!

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen V4!
Heute: 
- Organisatorisch -> neuer Studienplaner
- Erklärung Starke Verben (o.t.t., o.v.t., v.t.t) + Machen Aufgaben 10-14 S.124-125
- Kap.3 A Hören u. Sehen Aufg. 1 S.116-117
Pak je laptop en je aantekeningenschrift erbij!!!!

Slide 1 - Tekstslide

Starke Verben im Präsens

Slide 2 - Tekstslide

Was ist ein starkes Verb?

Slide 3 - Tekstslide

Was ist ein starkes Verb?
Net als in het Nederlands heeft een sterk werkwoord een klinkerverandering in de o.v.t en het voltooid deelwoord. 
Als een werkwoord in het Nederlands sterk is, is dat in het Duits meestal ook zo. 

Slide 4 - Tekstslide

Präsens ... 
Präsens = stam + uitgang van:
(fe)esttenten                du spielst
                                            er spielt

Deze regels gelden ook bij de sterke werkwoorden. Alleen moeten we soms opletten en ontstaat soms een aparte vorm......

Slide 5 - Tekstslide

Starke Verben mit a
Sterke werkwoorden met een een a in de stam krijgen een Umlaut op de a bij du, er/es/sie       
fahren: du fährst, er/es/sie fährt

Dit komt ook voor bij: laufen: du läufst, er/es/sie läuft
                                             saufen: du säufst, er/es/sie säuft
                                             stoßen: du stößt, er/es/sie stößt

Slide 6 - Tekstslide

Mit Stammvokal a und Stamm auf d/t
Sterke werkwoorden met a én een stam die eindigen op d/t:
na de Umlaut geen extra - e -

halten: du hältst, er/es/sie hält, maar ihr haltet
laden:  du lädst,   er/es/sie lädt, maar ihr ladet
raten:   du rätst,    er/es/sie rät,   maar ihr ratet

Slide 7 - Tekstslide

Fahren
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
Halten
ich halte
du hältst
er/sie/es hält 
wir halten
ihr haltet
sie/Sie halten

Slide 8 - Tekstslide

Und jetzt ihr! Ergänze:
[schlafen] . . . . du schon?

Slide 9 - Open vraag

[tragen] Er . . . . den schweren Koffer.

Slide 10 - Open vraag

Die Katze [waschen] . . . . sich den ganzen Tag.

Slide 11 - Open vraag

[halten] . . . . die Straßenbahn vor dem Theater?

Slide 12 - Open vraag

Er [laufen] . . . . gerne Schlittschuh und er [fallen] . . . . fast nie.

Slide 13 - Open vraag

Ihr [raten] . . . . nicht, welche Kinder er [einladen] . . . .

Slide 14 - Open vraag

Starke Verben mit
Sterke werkwoorden met een e in de stam, krijgen het zogenaamde e/i-Wechsel bij du, er/es/sie.

lesen:   du liest,  er/es/sie liest, lies!    

helfen: du hilfst, er/es/sie hilft, hilf mir!

Slide 15 - Tekstslide

langes e >> ie

lesen:    du liest,    er/es/sie liest 

sehen:  du siehst, er/es/sie sieht

Slide 16 - Tekstslide

kurzes e >> i

essen: du isst, er/es/sie isst

helfen: du hilfst, er/sie es hilft

Slide 17 - Tekstslide

Ausnahme: langes e -> i
Wel een lange stamklinker e, maar toch een korte i:

geben:     du gibst,      er/es/sie gibt,       

nehmen: du nimmst, er/es/sie nimmt, 

treten:      du trittst,     er/es/sie tritt,       

Slide 18 - Tekstslide

helfen
ich helfe
du hilfst
er/sie/es hilft
wir helfen
ihr helft
sie/Sie helfen
sehen
ich sehe
du siehst
er/sie/es sieht
wir sehen
ihr seht
sie/Sie sehen

Slide 19 - Tekstslide

Ausnahme: kein e/i-Wechsel
Wel een sterk werkwoord met stamklinker e, maar toch geen e/i-Wechsel:
gehen:      du gehst, er/es/sie geht, geh!
(ver)stehen             
bewegen 
genesen
heben

Slide 20 - Tekstslide

Und jetzt ihr! Ergänze:
Das kleine Mädchen [brechen] . . . . fast die alte Vase.

Slide 21 - Open vraag

[verstehen] . . . . du, was ich meine?

Slide 22 - Open vraag

Das [geschehen] . . . . fast nie.

Slide 23 - Open vraag

[vergessen] . . . . du mich nicht? Nein, ich [nehmen] . . . . es für dich mit.

Slide 24 - Open vraag

Kinder, [sehen] . . . . ihr nicht, dass er gerade ein Buch [lesen] . . . . ?

Slide 25 - Open vraag

Was [nehmen] . . . . du mit aus Berlin?

Slide 26 - Open vraag

Jetzt:
- Machen Aufgaben 10-14 S.124-125 (o.t.t. starke verben)
Danach besprechen: 
-
Aufg. 11 S.125
Danach zusammen:
- Kap.3 A Hören und Sehen Aufg.1 S.116-117 

Slide 27 - Tekstslide

Starke Verben im Präteritum und Prefekt

Slide 28 - Tekstslide

Präteritum + Perfekt
In de verleden tijd verandert de stamklinker. Het vd eindigt vaak op -en.
Een overzicht van de verleden tijd van verschillende sterke werkwoorden vind je in je grammatica overzicht (zie Teams).
Dit overzicht leer je uit je hoofd.
Schlafen -> schlief -> geschlafen
Tragen -> Trug -> getragen

Slide 29 - Tekstslide