H2 Oefentoets chapitre 6 Grandes Lignes P3

Oefentoets Frans eindtoets P3
Nodig:
livre B = boek B
morceau de papier = papier
un stylo = pen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Frans eindtoets P3
Nodig:
livre B = boek B
morceau de papier = papier
un stylo = pen

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
Chapitre 6:
- Gram D (het vraagwoord Quel) blz. 81
- Gram H (prendre présent/ p.c.) blz. 81
- Vocabulaire Chapitre 6 blz. 78,79
- Phrases clés C en G blz. 80
- Herhaling kloktijden blz. 158 werkboek B

Slide 2 - Tekstslide

Grammaire D, het vraagwoord quel
Vul het schema in. Schrijf je antwoord op de volgende dia.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
1
2
meervoud
3
4

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf op:
1 = mannelijk enkelvoud
2 = vrouwelijk enkelvoud
3 = mannelijk meervoud
4 = vrouwelijk meervoud

Slide 4 - Open vraag

Exercice 2. Vul het juiste vraagwoord in:
  1. ______________________ recette (v) tu préfères?
  2.  ______________________ camping (m.) tu veux visiter ?
  3.  ____________________ filles (v.) sont fortes en français ?
  4.  ________________________ films (m.) tu veux voir, les comédies ou les horreurs ?
  5. Dans ______________________ classe (v.) est ton frère?

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf je antwoorden hier:
1 =
2 = etc.

Slide 6 - Open vraag

Grammaire H ww. prendre (présent en passé composé). Ex. 3 vul in:
prendre
présent
passé
composé
je
1
7
tu
2
8
il/elle/on
3
9
nous
4
10
vous
5
11
ils/elles
6
12

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de 12 vormen hier.

Slide 8 - Open vraag

Exercice 4: Vul de juiste vorm van prendre in op de volgende dia. Schrijf ze eerst op je blaadje.
  1. Hier, nous sommes allés en ville et nous (passé composé ) __________________ une crêpe.
  2. Tu ne (présent) _________________ jamais de petit déjeuner en semaine.
  3. Vous (présent) ___________________ souvent un café le matin?
  4. Ils (présent) ____________________ toujours du thé.
  5. Vous (passé composé) _____________________ le métro.
  6. Anne (passé composé ) ___________________ une glace.
  7. Je (présent) ____________________ une menthe à l’eau s.v.p.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de 7 vormen van prendre hier op.

Slide 10 - Open vraag

Quelle heure est-il?
Begin je zin met: Il est ...

Slide 11 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 12 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 13 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 14 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 15 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 16 - Open vraag