We gaan verder met 5.3 Lezen waar je opdrachten maakt over de tekstdoelen overtuigen en activeren, over betogende teksten en over concluderend tekstverbanden.
Ook ga je weer aan de slag met Nieuwsbegrip. Daarnaast lees je in je boek en lever je de eerste versie van je boekanalyse in.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
H1 Week 20
We gaan verder met 5.3 Lezen waar je opdrachten maakt over de tekstdoelen overtuigen en activeren, over betogende teksten en over concluderend tekstverbanden.
Ook ga je weer aan de slag met Nieuwsbegrip. Daarnaast lees je in je boek en lever je de eerste versie van je boekanalyse in.
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je leert de tekstsoorten activeren en overtuigen herkennen. - Je leert een betogende tekst herkennen. - Je leert het concluderend tekstverband herkennen en de bijbehorende signaalwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Tekstdoelen
Overtuigen Activeren
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Tekstdoelen
Overtuigen Activeren
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Tekstdoelen
Overtuigen Activeren
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Welk tekstdoel is het belangrijkst bij een filmbespreking?
Overtuigen Activeren
Slide 9 - Tekstslide
Een tekst heeft altijd maar één tekstdoel.
Ja Nee
Slide 10 - Tekstslide
Tekstdoelen
Overtuigen de schrijver wil dat de lezer het met hem eens is
Bijvoorbeeld: een filmbespreking, een ingezonden brief in de krant
Activeren de schrijver wil de lezer aansporen om iets te doen
Bijvoorbeeld: een advertentie, een reclamefolder
Een tekst die jou wil overtuigen of activeren heeft bijna altijd meer dan één tekstdoel. Maar er is er altijd één het belangrijkst.
Slide 11 - Tekstslide
Betogende tekst
In een betogende tekst of betoog geeft een schrijver zijn mening over een onderwerp. Hij verdedigt die mening met argumenten. Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.
Slide 12 - Tekstslide
Tekstverband
Het concluderend tekstverband komt vaak voor in betogende teksten.
Signaalwoorden die bij dit tekstverband
horen: dus, dan, ook, hieruit volgt,
de slotsom is, concluderend.
Anja heeft haar nagels gelakt. Ze is
dus helemaal klaar voor het slotfeest.
Slide 13 - Tekstslide
Wat voor soort verband geeft "dus" aan in: Ik wil een hoog cijfer halen voor de toets, dus ik ga dit weekend heel goed leren.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
concluderend
Slide 14 - Quizvraag
Wat voor soort verband geeft "maar" aan in: Ik vind alle sport leuk, maar ik vind niet alle sporten leuk om te kijken op tv.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
concluderend
Slide 15 - Quizvraag
Wat voor soort verband geeft "voordat" aan in: Voordat ik naar school ga poets ik mijn tanden. Daarna trek ik mijn jas aan.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
concluderend
Slide 16 - Quizvraag
Wat voor soort verband geeft "hieruit volgt" aan in: Leerlingen die hun huiswerk maken halen hogere cijfers. Hieruit volgt dat het belangrijk is om je huiswerk te maken.