KNM wonen - informatie

KNM wonen - informatie
de sociale huursector en de vrije huursector; 
een huurwoning vinden; 
een koopwoning vinden;
het huurcontract;
contractbreuk 
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

KNM wonen - informatie
de sociale huursector en de vrije huursector; 
een huurwoning vinden; 
een koopwoning vinden;
het huurcontract;
contractbreuk 

Slide 1 - Tekstslide

De sociale huursector en de vrije huursector 
Heb je een laag of gemiddeld inkomen? 
Dan dag je een woning huren in de sociale huursector. (de huur is niet groot, er is een maximale huurprijs)

Hoog inkomen? - dan moet je een woning huren in de vrije huursector. (de huur is hoog, en de huur mag ook elk jaar veel omhoog gaan)

Slide 2 - Tekstslide

inkomen 
sociale huursector 
eengezinswoning 
appartement
vrije huursector 
koopwoning 
 

Slide 3 - Tekstslide

een huis vinden - een huis huren
1) je moet je inschrijven bij een woningcorporatie;  (je betaalt hiervoor inschrijfgeld);
2) Je kunt op de website van de woningcorporatie zoeken naar huizen. 
3) Zie je een huis die je wil huren? Dan moet je reageren via de website. Er reageren veel mensen op. De woningcorporatie kijkt wie het huis kan betalen, en wie het langste ingeschreven is. 

Slide 4 - Tekstslide

4) mag je de woning huren? Je kunt eerst in het huis kijken. Daarna beslis je of je het huis wilt huren
5) Wil je het huis huren? Dan krijg je een huurcontract. 
6) Ga je verhuizen? Geef je nieuwe adres dan door aan de gemeente. Let op: je moet dit op tijd doen, niet later dan 5 dagen na je verhuizing. 

Slide 5 - Tekstslide

Bespreek met elkaar:
1) Je wilt een huis huren. Waar moet je je inschrijven? 
2) Mag je elk huis huren dat je wilt? 
3) Aan wie moet je je adres doorgeven? 

Slide 6 - Tekstslide

een koophuis vinden 
1) je moet eerst geld lenen bij een bank: hypotheek (als je werk hebt). 
2) Je zoek naar een huis op internet. Of je kunt een makelaar vinden om je te helpen. Dit kost wel geld. 
3) Als je een huis wil kopen, je kan eerst in het huis kijken. Daarna: je doet een bod. Vindt de verkoper je bod goed? = je regelt de hypotheek bij een bank. 

Slide 7 - Tekstslide

4) Is alles geregeld? =  Notaris- je tekent het koopcontract. 
5) Ga je verhuizen? Geef je adres door aan de gemeente. 

Slide 8 - Tekstslide

Iedereen kan een hypotheek krijgen
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt altijd een makelaar nodig als je een huis wilt kopen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De koper en verkoper beslissen samen over de prijs van het huis
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Huurcontract 
blz.34 - lees de tekst en beantwoordt de vragen: waar of niet waar. 

Slide 12 - Tekstslide

Kijk naar de video 2.3 en beantwoord de vragen: 
1) Welk probleem heeft de vrouw? 
2) Heeft de vrouw zelf iets aan het probleem gedaan? 
3) Heeft de verhuurder iets aan het probleem gedaan? 
4) Waarom wil de vrouw vooral dat er iets aan het probleem wordt gedaan? 

Slide 13 - Tekstslide

de verhuurder 
de huurder 
de servicekosten 
de borg (de waarborgsom)
ondertekend (ondertekenen)
de handtekening 

Slide 14 - Tekstslide

                        een contractbreuk 
lees de tekst op blz. 35. 
blauwe woorden 
maak opdracht 6 

Slide 15 - Tekstslide

volgende keer: 
Belastingen en verzekeringen bij je huis; 
Gas, elektriciteit en water 
Afval  

Slide 16 - Tekstslide

Contractbreuk 
Wat is dat? 

Slide 17 - Tekstslide

Contractbreuk 
De huurder en de verhuurder moeten zich aan de afspraken houden die in een huurcontract staan. Doen ze dat niet? = Contractbreuk. 

Slide 18 - Tekstslide

De huurder moet:
- op tijd zijn huur betalen;
- zelf kleine reparaties doen; 
hij mag geen overlast geven (geen lawaai maken; geen dieren thuis, etc.);
- hij mag de woning niet aan iemand anders verhuren. 

Slide 19 - Tekstslide

De verhuurder: 

- mag de huur niet zomaar stopzetten of veel hoger maken;
- hij moet de woning goed onderhouden; 
ook discriminatie door de verhuurder mag niet. 

Slide 20 - Tekstslide

Een probleem met je huis?
eerst - vertel je klacht aan de verhuurder. 
blijft het probleem? = dan kun je hulp krijgen van de Huurcommissie of bij het Juridisch Loket. 

Slide 21 - Tekstslide

Belastingen en verzekeringen van je huis
Kijk naar de video (2.4) en beantwoordt de vragen: 
1) Hoe gaat het met de verslaggever? 
2) Met wie belt de verslaggever? 

Slide 22 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen (heffing)
Iedereen betaalt belasting aan de gemeente in Nederland 
(voor het parkeren van je auto, voor her riool of je hond)
Deze gemeentelijke belastingen - elk jaar 
Heb je een koop woning? = dan betaal je meer betasting dan iemand met een huurwoning. 
Bij een koopwoning = OZB: onroerende zaakbelasting

Slide 23 - Tekstslide

WA- verzekering 
 = Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering
Heb je een auto, motor of scooter? Dan betaal je hiervoor elke maand belasting. 
Verplicht 


Slide 24 - Tekstslide

Opstalverzekering (woonhuisverzekering)
koopwoning - opstalverzekering (verplicht) - verzekerd tegen schade aan je huis (boom op het dak)

Slide 25 - Tekstslide

De aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) 
niet verplicht 
soms maak je iets kapot bij iemand anders 
of je kind maakt iets kapot (je zoon gooit je zoon een bal tegen het raam van je buren)
Rijd jij tegen iemand aan met je fiets? (schade aan lichaam wordt ook vergoed = kosten van de dokter).  


Slide 26 - Tekstslide

Tekst: "Lekker wonen"
lees de tekst en beantwoord de vragen. 

Slide 27 - Tekstslide

Wie moeten gemeentelijke belastingen betalen?
A
alle mensen in Nederland
B
alle mensen met een huurwoning
C
alle mensen met een koopwoning
D
dat verschilt per gemeente

Slide 28 - Quizvraag

Welke verzekering is verplicht als je een koopwoning hebt?
A
de AVP
B
de opstalverzekering
C
de WA-verzekering

Slide 29 - Quizvraag

Welke verzekering is verplicht als je een auto hebt?
A
de APV
B
de opstalverzekering
C
de WA-verzekering

Slide 30 - Quizvraag

Voor welke schade sluit je een APV af?
A
voor schade aan je auto
B
voor schade aan je koopwoning
C
voor schade die je bij iemand anders maakt

Slide 31 - Quizvraag

Huurtoeslag 
= geld om (een deel van) de huur mee te betalen. 
Je inkomen mag niet te hoog zijn. 

Wil je weten of je huurtoeslag kunt krijgen? = kijk dan op de website van Dienst Toeslagen
Huurtoeslag vraag je zelf aan. 

Slide 32 - Tekstslide

Gas, elektriciteit en water
kijk naar de video (2.5)
1) Hoe gaat het met de presentator?
2) Gebruiken de twee mensen op straat veel energie? 

Slide 33 - Tekstslide

Tekst "Energie, water en internet regelen"
Lees de tekst en beantwoordt de vragen - waar of niet waar 

Slide 34 - Tekstslide

Water en elektriciteit noemen we samen "energie"
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Energie en water in je huis moet je zelf regelen
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Op de meters kun je zien hoeveel energie en water je hebt gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Als je het probleem met het internet, kun je de provider bellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Het apparaat dat het water in je huis warm maakt moet je zelf controleren en onderhouden.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Wat moet je betalen?
Van het waterbedrijf hoor je hoeveel je moet betalen. 
en voor energie? 
De prijzen voor energie verschillen. 
Ga je energie regelen bij een energieleverancier?
Dan onderteken je een energiecontract. 

Slide 40 - Tekstslide

een energiecontract
je kan kiezen voor een vast tarief of voor een variabel tarief. 
vast tarief = de prijs blijft hetzelfde tot je energiecontract stopt. (1 of 2 jaar). 
variabel tarief - de prijs kan hoger of lager worden tijdens je energiecontract. (als de energie goedkoper wordt, dan betaal je ook minder). Dit contract heeft geen einde: je kunt zelf kiezen wanneer het energiecontract stopt. 

Slide 41 - Tekstslide

De jaarrekening 
1 keer per jaar 
1 voor energie en 1 voor water 
er staat hoeveel je energie en water hebt gebruikt en hoe veel dat heeft gekost. 
Heb je te weinig betaald? Dan moet je extra betalen. 
Heb je te veel betaald? Dan krijg je geld terug. 

Slide 42 - Tekstslide

Hoe kan je energie besparen?

Slide 43 - Open vraag

De prijzen van gas en elektriciteit zijn altijd hetzelfde.
A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Een energiecontract met een vast tarief duurt 1, twee of drie jaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Een energiecontract met een variabel tarief duurt een jaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

Afval 
lees de tekst en beantwoordt de vragen

Slide 47 - Tekstslide

De gemeente haalt het afval op.
A
waar
B
niet waar

Slide 48 - Quizvraag

De regels voor het ophalen van afval zijn overal hetzelfde.
A
waar
B
niet waar

Slide 49 - Quizvraag

Als je afval scheidt, kan een deel nog een keer gebruikt worden.
A
waar
B
niet waar

Slide 50 - Quizvraag

Chemisch afval wordt thuis opgehaald.
A
waar
B
niet waar

Slide 51 - Quizvraag

Als je je afval goed scheidt, heb je veel restafval.
A
waar
B
niet waar

Slide 52 - Quizvraag

De gemeente betaalt het ophalen van het afval met belastinggeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 53 - Quizvraag

volgende keer - 
We gaan oefenen met alle vragen over het thema Wonen.

Slide 54 - Tekstslide