Werkwoordspelling pv tt

Welkom in de les
Wat heb je nodig?
Chromebook / telefoon (lessonup en socrative)
Leesboek
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Wat heb je nodig?
Chromebook / telefoon (lessonup en socrative)
Leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle werkwoordsvormen 
De komende lessen gaan we aan de slag met alle werkwoordsvormen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van deze les:
Aan het einde van de les kun je  de werkwoorden in de tegenwoordige tijd goed vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie werkwoordsvormen ken je?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling gebruik je altijd. Zie jij de fouten in de volgende foto's? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er fout geschreven en waarom?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er fout geschreven en waarom?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet fouten in de spelling van een vriend(in), vind je dat erg?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ouders geven een briefje mee voor een docent en er staan spelfouten in, vind je dat erg?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een docent geeft een opdracht en er staan spelfouten in, vind je dat erg?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige tijd 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tt
  • Ik-vorm
  • Ik-vorm + t
  • Hele werkwoord

  • Ik word, word jij
  • Jij wordt, hij wordt
  • Wij worden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke drie gevallen schrijf je de ik-vorm?

Slide 15 - Open vraag

  1. Bij het onderwerp ik
  2. Als je/jij achter de pv staat en het onderwerp is.
  3. In de gebiedende wijs 

Morgen leid/leidt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen.
A
leid
B
leidt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rijd/Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
A
Rijd
B
Rijdt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Misschien word/wordt je wel eerste bij die talentenjacht.
A
word
B
wordt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitnodiging vermeld/vermeldt niet hoe laat het feest begint.
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebiedende wijs
  1. Het werkwoord staat altijd in de ik-vorm
  2. De zin begint altijd met dit werkwoord.
  3. De gebiedende wijs heeft nooit een onderwerp.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden gebiedende wijs
Pak dit nu op! 
Doe de deur dicht! 
Loop eens door! 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij ..... (vinden) dit zeker niet leuk?

A
vindt
B
vind
C
vint
D
vintd

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Binden)........ dit even vast!
A
Bindt
B
Bind
C
Bint
D
Bin

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik .... (zwemmen) graag in de zee.
A
zwemt
B
zwemm
C
zwemmen
D
zwem

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de volgende zin?
Ruim de troep op!

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

....... (graven) je vriendin nu een kuil?
A
graaf
B
graven
C
graaft
D
graafd

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.......(worden) je morgen 20 jaar?
A
wordt
B
werd
C
word
D
worden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.... (laten) je broer straks een boodschap achter?
A
laat
B
laatt
C
laad
D
laadt

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.....(vinden) je dit een mooie plek?
A
vindt
B
vint
C
vin
D
vind

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het doel 'Ik kan de werkwoorden in de tegenwoordige tijd goed vervoegen' beheers ik goed:
A
Ja, zeker
B
Een beetje. Ik moet nog verder oefenen
C
Nee, ik begrijp het niet
D

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De man ...... (racen) over de racebaan.
A
racet
B
ract
C
racd
D
raced

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jasper ... (perfectioneren) zijn haar na zijn middagdutje.
A
perfectionerte
B
perfectioneerden
C
perfectioneerde
D
perfectioneerte

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ....... (feliciteren) Laura met haar verjaardag
A
Feliciteerte
B
feliciteerden
C
feliciteerten
D
feliciteerde

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in: ...... (surfen) je de hele dag op het internet?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze ..... (hockeyen) nu al 10 jaar.
A
Hockeyet
B
hockyt
C
Hockeyt
D
hockeyd

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies