Werkwoordspelling H6

Welkom terug
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • toets werkwoordspelling: 19 en 20 mei
  • boekenopdracht
  • eindtoets: lezen
    H 1 - 4 al gedaan?

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordsvorm en -tijd

Slide 3 - Tekstslide

4 werkwoordsvormen
  • Infinitief (hele werkwoord): fietsen
  • Imperatief (gebiedende wijs): fiets!
  • Persoonsvorm (tt, vt): fietst, fietste
  • Deelwoord (vd, od): gefietst, fietsend

Slide 4 - Tekstslide

4 werkwoordstijden
  • onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): zij fietst
  • voltooid tegenwoordige tijd (vtt): zij heeft gefietst
  • onvoltooid verleden tijd (ovt): zij fietste
  • voltooid verleden tijd (vvt): zij had gefietst

Let op: de voltooide tijden hebben een pv (tt of vt) en een vd.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tt
onderwerp
persoonsvorm
ik, (ww) je
stam
word
jij, je
stam + t
wordt
hij, zij, het
stam + t
wordt
wij, jullie, zij
stam + en (=hele ww)
worden
Lastig? Vervang het ww door fietsen. Dan weet je altijd of er een t achter de stam moet.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm vt (zwakke ww)
onderwerp
persoonsvorm
ik, jij, je, hij, zij, het
stam + de/te
hoorde, danste
wij, jullie, zij
stam + den/ten
hoorden, dansten
t of d? Zit de laatste letter van de stam in
't ex fokschaap, dan een t. zo niet, dan een d.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm vt (zwakke ww)
  • De laatste letter van de stam is een d: + de
    antwoord(en) > antwoordde
  • De laatste letter van de stam is een t: + te
    hoest(en) > hoestte
  • De laatste letter van de stam is een v, z,: + de
    verhuiz(en) > verhuis de, hoev(en) > hoef de

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm vt (sterke ww)
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Je schrijft de pvvt zo kort en eenvoudig mogelijk.
  • schrijven > schreef (schreven)
  • meten > mat(en)
  • vinden > vond(en)
  • kopen > kocht(en)

Slide 9 - Tekstslide

Oefening

Vul de juiste werkwoordsvorm in

Slide 10 - Tekstslide

Toen ik de kraan opende, ... (spuiten) het water eruit.

Slide 11 - Open vraag

Ik heb in mijn vinger gesneden en nu ... (bloeden) het hevig.

Slide 12 - Open vraag

Je kunt je vinger ... (opsteken) als je een vraag hebt.

Slide 13 - Open vraag

Kun jij zien wat daar precies ... (gebeuren)?

Slide 14 - Open vraag

... (worden) je ook zo gek van al dat geroezemoes?

Slide 15 - Open vraag

Gisteren ... (schrobben) de schoonmaker de vloer.

Slide 16 - Open vraag

... (zeuren) toch niet zo!

Slide 17 - Open vraag

Als de laatste letter van de stam in 't ex fokschaap zit, krijgt de pvvt ...
A
de(n)
B
te(n)

Slide 18 - Quizvraag

'Vergeten' is een...?
A
infinitief
B
bijvoeglijk naamwoord
C
1e, 2e, 3e pers. mv pvtt
D
voltooid deelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Als de stam van een ww op een 't' eindigt, krijgt de pvvt...
A
-te(n)
B
-e(n)

Slide 20 - Quizvraag

Benoem de werkwoordsvorm
Welke werkwoordsvorm(en) kan moet zijn?
  • 1e, 2e, 3e pers. ev pvtt
  • gebiedende wijs (moet dat nou?)

Welke werkwoordsvorm(en) kan las zijn?
  • lezen: 1e, 2e, 3e pers ev pvvt
  • lassen: 1e, pvtt, gebiedende wijs

Slide 21 - Tekstslide

Benoem de werkwoordsvorm
  • veranderd
  • miste
  • wordt
  • wees
  • voeren
  • gebeurt
Maak met elke vorm een zin.

Slide 22 - Tekstslide

Ik ken de regels voor het spellen van de pvtt en pvvt goed.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll