Staal 7,3,3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Herhaling woordsoorten en zinsdelen

Woordsoorten

Zinsdelen

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Welke woordsoort is 'heb'?

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Noem het persoonlijk voornaamwoord.

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Noem het telwoord.

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Welke woordsoort is 'en'?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Voorzetsel
3. Lidwoord
4. Voegwoord

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Welke woordsoort is 'op'?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Voorzetsel
3. Lidwoord
4. Voegwoord

"Mark, heb je de drie primaire kleuren geel, rood en blauw op die papieren plaat gezien?"
Noem het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

"Wil je me dat tijdens onze tekenles in het lokaal laten zien?"
Noem de persoonsvorm.

"Wil je me dat tijdens onze tekenles in het lokaal laten zien?"
Welk zinsdeel is 'wil laten zien'?

"Wil je me dat tijdens onze tekenles in het lokaal laten zien?"
Wat is het onderwerp in de zin?

1. Lokaal
2. Je
3. Me
4. Tekenles

"Wil je me dat tijdens onze tekenles in het lokaal laten zien?"
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

1. Je
2. Me
3. Dat
4. Tijdens

"Wil je me dat tijdens onze tekenles in het lokaal laten zien?"
Noem het meewerkend voorwerp.

Maak bladzijde 46 in je werkboek!