2. Herhaling ww spelling
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Maak een goede zin met een van de woorden waarin de betekenis duidelijk wordt.
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Gisteren ____
de explosievenopruimingsdienst een niet-ontplofte bom uit de Tweede Wereldoorlog __.
de explosievenopruimingsdienst een niet-ontplofte bom uit de Tweede Wereldoorlog __.
A
graafden ... op
B
graaft ... op
C
groeven ... op
D
groef ... op
Slide 7 - Quizvraag
Als hij pech heeft,
___ Leo aan een voedselvergiftiging na een picknick.
___ Leo aan een voedselvergiftiging na een picknick.
A
lijd
B
lijdt
Slide 8 - Quizvraag
Op het Katwijkse strand
is een potvis _____.
is een potvis _____.
A
aangestrand
B
gestrand
Slide 9 - Quizvraag
Als het onderwerp in een zin enkelvoud is,
moet de persoonsvorm ____.
moet de persoonsvorm ____.
A
ook enkelvoud zijn
B
meervoud zijn
C
in 't Kofschip staan
D
stam + t geschreven worden
Slide 10 - Quizvraag
Als het onderwerp in een zin meervoud is,
moet de persoonsvorm ____.
moet de persoonsvorm ____.
A
ook enkelvoud zijn
B
ook meervoud zijn
