Nederlands les 5 - periode 3

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Check 

1) Inloggen op laptop op DLWO
2) Telefoon in de zak naast de deur

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands les 5 - 2F
Het betoog

Slide 3 - Tekstslide

Programma
Doelen

1. Toets- en examenplan

2. Quiz argumenteren

3. Uitleg drogredenen

- Pauze (5 minuten)!

4. Opdracht betoog P2

-


* Aan het einde van deze les ken je de kenmerken van een betoog. 

* Na deze les kun je schriftelijk een kwestie beargumenteren en weet je wat drogredenen zijn.

Slide 4 - Tekstslide





TOA-examens MBO niveau 3:
1. Schrijven TOA








* 2 of 3 schrijfopdrachten waarvan één invulformulier.
* Hoofdletters en punten.
* Wordt er antwoord gegeven op de vragen?
(Bijv.: noem 2 argumenten en leg uit).
Lees de opdracht, voer hem uit en controleer of je op alles antwoord hebt gegeven.
* Het examen vindt digitaal plaats.
Raadplegen van online bronnen is niet toegestaan.
* Extra punten wanneer je goed Nederlands schrijft.





Toets- en examenplan MBO niveau 3 en niveau 4

Slide 5 - Tekstslide

Quiz argumenteren

Slide 6 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'aangezien' aan?
A
argument
B
toelichting
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een beschouwende tekst?
A
Een tekst waarin de schrijver zijn mening niet geeft
B
Een tekst waarin geen meningen staan, enkel argumenten
C
Een tekst waarin de mening van voorbijgangers gegeven wordt
D
Een tekst waarin de schrijver zijn mening wel geeft

Slide 8 - Quizvraag

Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea's of zinnen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

 Met behulp van signaalzinnen geeft de schrijver een conclusie na iedere alinea en verwijst hij naar de titel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Met signaalzinnen maakt een schrijver duidelijk wat er volgt (aankondigend) of wat hij heeft behandeld (terugblikkend).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een artikel bestaat standaard uit:
A
Inleiding - uitleiding
B
Titel - inleiding - slot
C
Titel - kern - afsluiting
D
Inleiding - kern - slot

Slide 12 - Quizvraag

In een argumentatiestructuur wordt:
A
een argument, tegenargument en weerlegging gegeven
B
Heel veel argumenten genoemd, je denkt er als lezer zelf over na
C
een voor- en een tegenargument genoemd
D
enkel de argumenten genoemd, die de schrijver belangrijk vindt

Slide 13 - Quizvraag

Argumenten en verklaringen zijn hetzelfde...
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

In een betoog, neem je een standpunt in die je met argumenten onderbouwt. Wat mag er nog meer niet ontbreken?
A
De mening van de schrijver
B
Tegenargument(en)
C
Duidelijke kopjes
D
Een pakkende titel

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekst vind je in een argumentenstructuur?
A
Betoog
B
Memo
C
Klachtenbrief
D
Krantenartikel

Slide 16 - Quizvraag

Uitleg drogredenen

Slide 17 - Tekstslide

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeluk gehad, dus het is gevaarlijk fietsen met een e-bike.
A
Drogreden: de onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Drogreden: de verkeerde vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

Wat weet jij nu van gezondheid? Jij weegt zelf 100 kilo!
A
Drogreden: de persoonlijke aanval
B
Drogreden: de cirkelredenering

Slide 19 - Quizvraag

Iedereen trakteert op zijn verjaardag, dus waarom jij niet?
A
Drogreden: Overhaaste generalisatie
B
Drogreden: Cirkelredenering
C
Drogreden: Beroep op traditie

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Welke drogreden wordt er gebruikt in de discussie tussen Rutte en Wilders?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
ontduiken bewijslast
C
bespelen van publiek
D
persoonlijke aanval

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Welke drogreden gebruikt de vrouw in het fragment?
A
Bespelen van het publiek
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 24 - Quizvraag

Pauze
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht betoog P2

Slide 26 - Tekstslide

Schrijven

 Een betogend artikel schrijven
Voorbereiding op examen

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoel
  • Deze les leer je de eigenschappen van een betogend artikel.

  • Deze les ga je oefenen met het schrijven van een betogend artikel.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe zou je je kunnen voorbereiden op het schrijven van een artikel?

Slide 29 - Open vraag

"Moet ik nu precies evenveel voordelen als nadelen bespreken?"
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quizvraag

Betogend artikel
  • Je begint met een standpunt/stelling/optie
  • Je overtuigt de lezer met argumenten van jouw standpunt
  • Je weerlegt tegenargumenten
  • Je schrijft een conclusie

Slide 31 - Tekstslide

'Ik ben zo overtuigd van mijn mening dat ik het lastig vind om serieus in te gaan op tegenargumenten. Is dat eigenlijk wel nodig?'
A
JA
B
NEE

Slide 32 - Quizvraag

Betogend artikel
Inleiding (één alinea)
  • Introductie onderwerp.
  • Aanleiding voor het schrijven van het artikel.
  • Eventueel opbouw artikel.
  • Standpunt, stelling of optie.


Slide 33 - Tekstslide

vervolg...

Kern (meerdere alinea's)
  • Argumenten voor standpunt, stelling of optie.
  • Tegenargumenten voor standpunt, stelling of optie noemen en weerleggen.
  • Per argument een alinea.

Slide 34 - Tekstslide

vervolg...
Slot (één alinea)
Hierin vat je samen wat je in de kern hebt besproken of geef je een conclusie. In sommige gevallen formuleer je een oproep. Je roept dan anderen bijvoorbeeld op om zich ergens voor aan te melden of om een werkwijze over te nemen.

Slide 35 - Tekstslide

Samengevat
Inleiding
Introductie, aanleiding, opbouw, standpunt
Kern
Argumenten, tegenargument + ontkrachting
Slot
Samenvatting of conclusie

Slide 36 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Oefen examenopdracht: schrijf een betogend artikel. 


Slide 37 - Tekstslide

Voor thuis:

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video