D + SO

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

D + SO

- Je kent de woordjes AB

- Je leert over het delend lidwoord

Tu as besoin de:

- Een volledig blaadje, niet schuin afgescheurd

- 2x 1-10 nummeren

- Je naam staat er op
- Je hebt niks op tafel verder

NL>FR

1. het rundvlees

2. dorst hebben

3. twijfelen

4. als

5. de pannenkoek

6. werken

7. je moet

8. de maaltijd

9. het team

10. dus

FR>NL

1. mettre

2.plus tard

3.quelque chose

4. la glace

5.la boite

6. commander

7.le cuisinier

8.j'étais

9. le rêve

10. réussir

de + lidwoord

Voorzetsel 'de' = van

Komt hierna het lidwoord le/les dan wordt dit samengevoegd tot 1 woord.

de + le = du                   de + la = de la

de + les = des                de + l'= de l'     

• C'est l'entrée du collège
• C'est la robe de la fille
• C'est le chat des voisins
• C'est le jeu de l'enfant

Je mange du fromage

Le fromage est délicieux

Tu veux du fromage?

1. Het delend lidwoord (p. 22)

Gebruik je in het NL géén lidwoord, in het Frans het delend lidwoord (du, de la, de l', des).

Ik koop vis = J'achète du poisson

Ik koop vlees - J'achète de la viande

Ik koop groentes = J'achète des légumes

2. Hoeveelheidswoord = de/d'

Beaucoup, trop, peu, un kilo, un verre, une bouteille, une boite, un paquet, ect.....

Je prends un verre d'eau

J'ai beaucoup de devoirs

Je veux un kilo de carrotes

15c online boek

3. aimer, adorer, préférer, détester

Na deze werkwoorden komt het lidwoord (le la l' les)

J'aime le poisson

Je préfére la viande

Les devoirs

15, 16abde

Snap je een opdracht niet? Vertaal de opdracht. 

Herhaal ABCD