Stroomsterkte en spanning in een serieschakeling

Stroomsterkte en spanning in een serieschakeling

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je uitleggen dat de stroomsterkte in een serieschakeling overal gelijk is.
Aan het einde van de les kun je beschrijven hoe de spanning zich verdeelt over componenten in een serieschakeling.
Aan het einde van de les kun je de verdeling van spanning over twee lampjes met verschillende weerstanden in een serieschakeling berekenen.
Aan het einde van de les kun je het principe van een spanningsdeler toepassen bij het aansluiten van een LED met voorschakelweerstand.

Wat weet je al over stroomsterkte en spanning in een serieschakeling?

Eigenschappen van stroomsterkte in een serieschakeling

In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.

Verdeling van spanning over componenten in een serieschakeling

De spanning verdeelt zich over de verschillende componenten in een serieschakeling.

Berekening van spanning over individuele componenten met verschillende weerstanden

Bij lampjes met verschillende weerstanden wordt de spanning anders verdeeld, afhankelijk van de weerstandswaarden.

Toepassing van een spanningsdeler in praktische situaties

Met een weerstand kan de spanning aangepast worden om andere componenten, zoals een LED, correct te laten functioneren.

Definitielijst

Serieschakeling: een elektrische schakeling waarin componenten achter elkaar zijn verbonden zodat er maar één stroompad is
Stroomsterkte: de hoeveelheid elektrische lading die per seconde door een punt in de schakeling stroomt, uitgedrukt in ampère (A)
Spanning: het potentiaalverschil tussen twee punten in een elektrische schakeling, uitgedrukt in volt (V)
Weerstand: een component in een elektrische schakeling die de stroomsterkte kan beperken, uitgedrukt in ohm (Ω)
Spanningsdeler: een configuratie van weerstanden die gebruikt wordt om een gewenste spanning te verkrijgen

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.