5.3 Stad en macht

5.3 Stad en macht
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ArtSecondary Education

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.3 Stad en macht

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

23. Leg uit waarom in de 17e eeuwse republiek lering en vermaak hand in hand gaan.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

24. Welke levensles krijgt de toeschouwer niet op dit schilderij van Jan Steen?
A
De luit, die met zijn bolle buik naar voren aan de wand hangt, verwijst naar de gevolgen van losbandigheid: vrijen en mogelijk overspel.
B
het bellenblazende jongetje – wijst erop dat het aardse leven van korte duur is. Het spoort aan een zedig leven te leiden, zodat men in het hiernamaals wordt beloond.
C
De blauwe kleding - destijds droeg iedereen zwart en blauw verwijst naar de hemel
D
Het doodshoofd wijst op het tijdelijke karakter van het leven

Slide 5 - Quizvraag

25. Wat betekent
Verscheyden aert dient niet ghepaert
A
Als je arm geboren wordt, wordt je nooit rijk
B
Als mensen niet bij elkaar passen, moet je ze niet koppelen
C
Als je niet gezond eet, wordt je niet gezond
D
Paarden rennen sneller dan koeien

Slide 6 - Quizvraag

26. Waarom bekwaamden 17e eeuwse kunstenaars zich in kunst en wetenschap?
A
Om populairder te worden
B
Om homo universalis te zijn
C
Om meer geld te verdienen
D
Om politieke invloed te vergroten

Slide 7 - Quizvraag

27. Na de oprichting van de Duytsche academie duurt het nog meer dan 20 jaar voor de opening van de stadsschouwburg. Waarom?

Slide 8 - Open vraag

28. Waarom komen er in het 17e eeuwse toneel veel allegorische figuren voor?
A
Als decoratieve elementen voor het toneelstuk.
B
Als symbolen van politieke macht.
C
Om historische gebeurtenissen te dramatiseren.
D
Om abstracte begrippen te verbeelden en moralistische boodschappen over te brengen.

Slide 9 - Quizvraag

29. Het 17e eeuwse treurspel volgt de klassieke theaterwetten. Welke is niet goed.
A
Kent zes bedrijven
B
De eerste vier bedrijven worden afgesloten met een rei.
C
Volgt Aristoteles’ eenheid van tijd, plaats en handeling.
D
Vaak eindigt het vijfde bedrijf met een deus ex machina (Latijn voor ‘God uit een machine). Een onverwachte ontknoping door het ingrijpen van een goddelijk of bovennatuurlijk personage.

Slide 10 - Quizvraag

30. Aran en Titus bevat veel gruweldaden als waarschuwing. Leg uit a.d.h.v. het begrip catharsis

Slide 11 - Open vraag

31. Wat is de functie van een rei binnen een toneelstuk en welke praktische reden hebben schrijvers voor reien op een bestaande melodie?

Slide 12 - Open vraag

32. In Gysbreght van Aemstel komen geschiedenis en nationalisme samen. Leg uit.

Slide 13 - Open vraag

33. Amsterdam ken in de 17e eeuw een bloeiende danscultuur. Leg uit en gebruik het woord burgercultuur.

Slide 14 - Open vraag

35. Waarom is dit stuk niet
geschikt voor de protestantse
eredienst?

Slide 15 - Open vraag

35. Wat is geen kenmerk van een toccata?
A
De compositie heeft geen vaste vorm, maar varieert op een thema (tijdens uitvoeringen werd er dan ook veel geïmproviseerd).
B
De melodie beweegt over het hele klavier (hoog en laag).
C
De compositie kent grote verschillen in dynamiek en snelheid (ze begint langzaam in het middenregister, maar wordt steeds sneller en hoger).
D
De compositie komt erg statisch over, wat ook wel blijkt uit de bezetting van het orgel

Slide 16 - Quizvraag

36. Wat is een kenmerk van een genrestuk?
A
Het is een voorstelling uit het dagelijkse leven, zoals huiskamertaferelen, keukenscènes, markten en herbergen en de weergave van diverse beroepen.
B
het gaat meestal om specifieke individuen.
C
Vaak zit in de voorstelling geen levensles of morele boodschap verborgen.
D
Lichtzinnige taferelen kunnen enkel als vermaak worden geïnterpreteerd.

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kunt je de groei en uitbreiding van Amsterdam in de 17e eeuw beschrijven.
  • Aan het einde van de les begrijp je de principes van de Amsterdamse stedenbouw zoals toegepast in Batavia.
  • Aan het einde van de les kunt je uitleggen waarom en hoe het nieuwe stadhuis van Amsterdam in 1640 werd gebouwd.
  • Aan het einde van de les kun je de kenmerken van de klassieke architectuur uit de zeventiende eeuw beschrijven, zoals toegepast in het nieuwe stadhuis van Amsterdam.

Slide 18 - Tekstslide

Wat weet je al over de groei van Amsterdam in de 17e eeuw?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Video

Bouw van het nieuwe stadhuis van Amsterdam in 1640
  • Amsterdamse bestuurders besloten tot de bouw van een nieuw stadhuis.
  • Het stadhuis zou in het economische en religieuze hart van de stad komen te staan.
  • Architect Jacob van Campen ontwierp het stadhuis volgens klassieke principes.

Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken van de klassieke architectuur uit de zeventiende eeuw
  • Klassieke architectuur volgt strenge klassieke principes.
  • Het nieuwe stadhuis van Amsterdam is hier een voorbeeld van.
  • De architectuur is gebaseerd op de principes geformuleerd door Vitruvius.

Slide 22 - Tekstslide

Groei en uitbreiding van Amsterdam in de 17e eeuw
  • Amsterdam groeide snel in de 17e eeuw.
  • Grachten en kaden werden aangelegd rond het oude stadscentrum.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Stedenbouwkundige principes van Amsterdam toegepast in Batavia
  • Amsterdamse stedenbouwprincipes werden gebruikt bij het ontwerpen van Batavia.
  • Het systeem van grachten en kaden werd toegepast.
  • Dit zorgde voor een georganiseerde en functionele stad.

Slide 25 - Tekstslide

Definitielijst
  • Klassieke architectuur: Een stijl van architectuur die wordt gekenmerkt door de toepassing van strenge klassieke principes, met name in kerken en openbare gebouwen.
  • Gulden Snede: Een wiskundig principe dat wordt toegepast in de klassieke architectuur voor esthetische proporties.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe was deze les voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll