Engels de Brouwerij

Today: 

English
The next 50 minutes: English

With: Joyce Haver 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Today: 

English
The next 50 minutes: English

With: Joyce Haver 

Slide 1 - Tekstslide

Voor we beginnen, wat wil je nog van mij weten??

Slide 2 - Woordweb

Plans for today:

  • Warming up
  • Grammar Recap -> 4 most important tenses
  • Hand-out
  • Evaluation

Slide 3 - Tekstslide

Welke Engelse tijden ken je?

Slide 4 - Woordweb

Present simple vs. Present continuous

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple
Gebruik:
In de tegenwoordige tijd om feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen aan te geven.

Vorm:
He/she/it + -s

Signaalwoorden: 
always, ever, every day, often, sometimes, usually, never

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden: 
I walk to school every day.

My dog sleeps in my bed usually.

He always eats French fries in the evening 


Slide 7 - Tekstslide

Present continuous
Gebruik:
In de tegenwoordige tijd om te zeggen dat iets nu aan de gang is of om  irritatie aan te geven.

Vorm:
Am/are/is + hele werkwoord + -ing

Signaalwoorden: 
Now, at the moment, today. Or commands such as: listen!, look!, help!

Slide 8 - Tekstslide

Even vergelijken: 

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke signaalwoorden:

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1. I ....... Netflix every day
A
watch
B
am watching

Slide 12 - Quizvraag

2. My brother never ......... his room
A
cleaning
B
is cleaning
C
cleans
D
clean

Slide 13 - Quizvraag

3. I usually take a shower after work.
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 14 - Quizvraag

4. We.......... to the club right now.
A
go
B
are going

Slide 15 - Quizvraag

5. They are feeding the tigers
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 16 - Quizvraag

6. Look! Your dog ......... down the street.
A
walks
B
walking
C
is walking

Slide 17 - Quizvraag

7. Lisa is not home, she ............. money for the local animal shelter.
A
is raising
B
raise
C
raises

Slide 18 - Quizvraag

8. Shhhhh! Be quiet! John (sleep)

Slide 19 - Open vraag



9. Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing

Slide 20 - Quizvraag

10. Sarah (brush) her teeth every day.

Slide 21 - Open vraag



Present Perfect
 
versus 
Past Simple

Slide 22 - Tekstslide

Present perfect
Gebruik:
  1. In het verleden is begonnen en nu nog bezig is
  2. In het verleden gebeurd, nu merk je het resultaat.
  3. Praten over ervaringen

Vorm:
Regelmatige werkwoorden: have / has + werkwoord + -ed
Onregelmatige werkwoorden: have / has + juiste werkwoordsvorm

Slide 23 - Tekstslide

Present perfect
Signaalwoorden: (styf harnasje)
Since, today, yet, for, how long, already, recently, never, always, so far, just, ever. 

Voorbeelden: 
Regelmatige werkwoorden: call - I have called home. 
Onregelmatige werkwoorden:  speak - I haven't spoken since yesterday.

Slide 24 - Tekstslide

Schematisch: 

Slide 25 - Tekstslide

Past Simple: 
Gebruik:
Als iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen

Vorm:
Regelmatige werkwoorden: werkwoord + -ed
Onregelmatige werkwoorden: juiste werkwoordsvorm



Slide 26 - Tekstslide

Past Simple: 
Signaalwoorden: (waldy)
when, ago, last, date (in the past), yesterday.

Voorbeelden: 
Regelmatige werkwoorden: Walk - I walked home.                                    
Onregelmatige werkwoorden: Drink - I drank fanta.


Slide 27 - Tekstslide

Vergelijken:
  • Bij de past simple gebeurde de actie in het verleden en is die af.
  • Bij de present perfect gebeurt de actie nog steeds of is er een link met het verleden. 

Slide 28 - Tekstslide

Present Perfect of Past Simple?
Stel jezelf deze vragen:
1. Is het op dit moment nog aan de gang?
Ja: present perfect / nee:  ga naar vraag 2
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja: present perfect / nee: ga naar vraag 3
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja: present perfect / nee: past simple

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

1. Hoe maak jij zinnen in Past Simple?
(de algemene regel)
A
werkwoord + ed
B
werkwoord + s

Slide 31 - Quizvraag

2. Welke signaalwoorden komen vaak voor in Past Simple?
A
this week, on Tuesdays, every day
B
already, never, for years
C
yesterday, last week, in 2010

Slide 32 - Quizvraag

3. Hoe maak jij zinnen in Present Perfect?
A
have/has + werkwoord-ed of 3de rij van oww
B
have/has + werkwoord-ed of 2de rij van oww

Slide 33 - Quizvraag

4. Zet de volgende werkwoorden in de verleden tijd:
work, read, finish, carry, plan

Slide 34 - Open vraag

5. Which sentence is correct?
A
I know him for 5 years
B
I have known him for 5 years
C
I am knowing him for 5 years

Slide 35 - Quizvraag

6. The thief stole/has stolen my friend's wallet last night.
Stole
Has stolen

Slide 36 - Poll

7. I have lost my passport.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 37 - Quizvraag

8. Zet de zin in de past simple:
Somebody ... ( to paint ) the walls pink last week.
A
have painted
B
is painting
C
painted
D
has painted

Slide 38 - Quizvraag

9. Let me share a story that my father _______(tell) me a few days ago.

Slide 39 - Open vraag

10. 
Past Simple
Past continuous
Present Simple
Present Continuous
Robert hiked for two hours last night
I walk to school every day
I am waiting on the bus right now
Jess was washing the dishes when Julia called

Slide 40 - Sleepvraag

Hand-out:
Overzicht van ALLE tijden!

Slide 41 - Tekstslide

Evaluation

Slide 42 - Tekstslide

What went well for you today?

Slide 43 - Open vraag

Tip & Top for me!!

Slide 44 - Open vraag

Ik vond dit een leerzame les
Ja
Nee
Mwah

Slide 45 - Poll

The end!

Slide 46 - Tekstslide