NL blok 5 - week 22 - les 1

Planning
Week 22: feiten, meningen, objectief subjectief, proeftoets. 
Week 23: herhalen + proeftoets
Week 24: herhalen + echte toets
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Planning
Week 22: feiten, meningen, objectief subjectief, proeftoets. 
Week 23: herhalen + proeftoets
Week 24: herhalen + echte toets

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek: lezen blok 1 t/m 5
Blok 1: tekstdoelen, tekstvormen, publiek. (pagina 33-40)
Blok 2: stappen van oriënterend lezen, onderwerp van de tekst, alinea's, tussenkopjes, deelonderwerpen. (pagina 81-89)
Blok 3: inleiding, middenstuk, slot, manieren van inleiden, manieren van afsluiten, kernzin, toelichting, voorbeelden. (pagina 135-144)
Blok 4: hoofd- en bijzaken, hoofdgedachte, verwijswoorden. (pagina 192 - 201)
Blok 5: feiten, meningen, objectief, subjectief. (pagina 246-254)

Slide 2 - Tekstslide

Feiten & meningen

Slide 3 - Tekstslide

Beschrijf zelf wat het verschil is tussen een feit en een mening.

Slide 4 - Open vraag

Volgens het boek:
Een feit is iets wat waar is, wat je kunt controleren, objectief, niet-persoonlijk.
Een mening zegt wat iemand vindt van iets, subjectief, persoonlijk.
Was jouw antwoord op de vorige vraag juist?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Waarom moet je leren om het verschil te kennen tussen feiten en meningen?

Slide 6 - Tekstslide

Feiten of meningen?
  1. Flamingo’s krijgen hun kleur van carotenoïde kleurstoffen in hun eten, zoals algen en garnalen.
  2. Mascara van L'oréal Paris is de beste mascara.
  3. Kamelen hebben 3 oogleden om hun ogen te beschermen tegen opstuivend zand.
  4. Om 12 uur gaan slapen, is echt te laat.
  5. Aanstekers zijn eerder uitgevonden dan lucifers.

Probeer eens ‘’ik vind (dat)’’ voor de zinnen te zetten.


Slide 7 - Tekstslide

Tekstsoorten: welke zijn subjectief en welke zijn objectief?
Betogende tekst?
Beschouwende tekst?
Activerende tekst?
Informerende tekst?
Uiteenzettende tekst?
Amuserende tekst?

Slide 8 - Tekstslide

Tekstsoorten: welke zijn subjectief en welke zijn objectief?
Betogende tekst? → subjectief
Beschouwende tekst? → subjectief
Activerende tekst? → subjectief (meestal)
Informerende tekst? → objectief
Uiteenzettende tekst? → objectief


Slide 9 - Tekstslide

Let op!
In een objectieve tekst, dus een tekst met feiten en zonder mening van de schrijver, kan wél een mening zitten!
 
‘’Volgens de Frans journalist waren de omstandigheden in Parijs enorm zwaar’’

Wat doet de schrijver hier? Is dit een feit of een mening? Van wie is de mening? Wie beschrijft het feit?


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe nu verder:
Maak je huiswerk:  40, 41, 42, 46 (pagina 246 - 253)
Kijk ook na!

Slide 12 - Tekstslide