wk 43: les 2

Vrijdag 29 oktober - V1a
  • 10 minuten stillezen
  • Fictie + Wonder
  • Aan de slag!



timer
4:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag 29 oktober - V1a
  • 10 minuten stillezen
  • Fictie + Wonder
  • Aan de slag!



timer
4:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...de regels van werkwoordspelling geleerd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.
...hoe je een hoofdpersoon kunt herkennen.
...wat bijfiguren zijn.
...wat medespelers en figuranten zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Leesplanning Wonder
wk 37 - t/m blz. 17                       wk 43 - t/m blz. 217
wk 38- t/m blz. 65                       wk 44 - blz. 266
wk 40- t/m blz. 119                      wk 45 - t/m blz. 317
wk 41 - t/m blz. 167                     wk 46 - t/m blz. 352
wk 42 - herfstvakantie              wk 47 - TOETS

Slide 4 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie
Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

Non-fictie
Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 5 - Tekstslide


Zijn deze boeken fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag


Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 7 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 8 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 9 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 10 - Quizvraag

Is een verhaal waarin dieren kunnen praten, realistisch of niet-realistisch?
A
Realistisch
B
Niet-realistisch

Slide 11 - Quizvraag

Is een verzonnen verhaal (fictie) over loverboys realistisch of niet-realistisch?
A
Realistisch
B
Niet-realistisch

Slide 12 - Quizvraag

Harry Potter en de steen der wijzen van J.K. Rowling =
A
realistisch en fictie
B
niet-realistisch en fictie
C
realistisch en non-fictie
D
niet-realistisch en non-fictie

Slide 13 - Quizvraag

Lesdoel behaald?

... weet je wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.

A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Lesdoel behaald?

... kun je bepalen of een boek fictie of non-fictie is.

A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Lesdoel behaald?

... kun je bepalen of een boek realistisch of niet-realistisch is.

A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Realistisch en niet-realistisch
Realistisch
Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

Niet-realistisch
Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren. 

Slide 17 - Tekstslide

Fictie is..
A
verzonnen
B
echt gebeurd

Slide 18 - Quizvraag



Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdpersonen, bijfiguren (medespeler, figurant)
Hoofdpersoon
Van een hoofdpersoon kom je het meeste te weten: je leest wat hij doet, denkt, voelt.
Het grootste deel van het verhaal beleef je door de ogen van de hoofdpersoon.
De hoofdpersoon heeft altijd een belangrijk probleem of een opdracht.

Bijfiguur
Over bijfiguren kom je minder te weten. Je leert ze minder goed kennen dan de hoofdpersoon.
Bijfiguren kun je onderverdelen in:
  • Medespeler: spelen een rol in de gebeurtenissen. Vaak die van helper of tegenstander en hebben hierdoor ook een doel. Soms verandert de rol. Dat maakt het verhaal verrassend en zorgt voor spanning.
  •  Figurant: zijn alleen maar vulling voor het verhaal.


Slide 20 - Tekstslide

Bekijk het filmpje
Wie is de hoofdpersoon? Waarom?
Wie is/zijn de bijfiguren?
Zijn de bijfiguren medespelers of figuranten?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

1. Wie is de hoofdpersoon? Waarom?
2. Wie is/zijn de bijfiguren?
3. Zijn de bijfiguren medespelers of figuranten?

Slide 23 - Open vraag

Einde van deze les

Slide 24 - Tekstslide