Deutschland-Quiz 4vwo

Das große Deutschlandquiz
4vwo
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Das große Deutschlandquiz
4vwo

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

11.Wieviele Einwohner hat Deutschland?
A
83 Millionen
B
802 Tausend
C
75,3 Millionen
D
17 Millionen

Slide 3 - Quizvraag

5.Was ist de größte Stadt von Deutschland?
A
Hamburg
B
Frankfurt
C
Berlijn

Slide 4 - Quizvraag

7.Deutschland ist nicht in Provinzen, sondern in Bundesländer geteilt. Wieviel Bundesländer hat Deutschland?
A
9
B
13
C
12
D
16

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

8. Wieviele Nachbarländer hat Deutschland?
A
5
B
7
C
9
D
12

Slide 7 - Quizvraag

Wie is de huidige bondskanselier van Duitsland? (2025)
A
Angela Merkel
B
Markus Söder
C
Thomas Müller
D
Olaf Scholz

Slide 8 - Quizvraag

Welke van deze steden ligt niet in Duitsland?
A
München
B
Zürich
C
Stuttgart
D
Dresden

Slide 9 - Quizvraag

12. Wie heißt der höchste Berg Deutschlands?
A
Zugspitze
B
Feldberg
C
Matterhorn
D
Hohe Acht

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

6.Welche Farben hat die Deutsche Flagge?
A
schwarz - gold - rot
B
schwarz - rot- gelb
C
schwarz - gelb - rot
D
schwarz - rot - gold

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

2.Wie heißt dieses Fußballstadion und wo steht es?
A
die Allianz Arena in Stuttgart
B
die Mercedes-Benz-Arena in München
C
die Mercedes-Benz-Arena in Stuttgart
D
die Allianz Arena in München

Slide 14 - Quizvraag

Welches Stadion ist das größte Fußballstadion von Deutschland?
A
Das Stadion in Hamburg
B
Das Stadion in Berlin
C
Das Stadion in Dortmund
D
Das Stadion in München

Slide 15 - Quizvraag

4. Deutsch ist die meist gesprochene Sprache in Europa, man spricht es auch in der Schweiz und Österreich. Aber wo spricht man es noch mehr als Muttersprache?

A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken, Liechtenstein en Italië
C
In Zweden, Spanje en Luxemburg

Slide 16 - Quizvraag

Richtig oder falsch?
"schon" = al
"schön" = mooi
A
richtig
B
falsch

Slide 17 - Quizvraag

13.Was siehst du hier?
A
der Fernsehturm
B
der Berliner Dom
C
der Bundestag
D
das Brandenburger Tor

Slide 18 - Quizvraag

16. der Kuchen =
A
de cake
B
het gebak
C
het koekje
D
de taart

Slide 19 - Quizvraag

23."bellen" betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 20 - Quizvraag

Was ist eine "Ampel"?
A
een verkeersbord
B
straatverlichting
C
een stoplicht
D
slagboom

Slide 21 - Quizvraag

25.Deutschland bezahlt auch seit 2002 mit dem Euro. Wie hieß die Münzeinheit davor?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken

Slide 22 - Quizvraag

27. Wat is de grootste rivier van Duitsland?

A
Rijn
B
Donau
C
Neckar
D
Elbe

Slide 23 - Quizvraag

26.In het Duits zet je soms een Umlaut op:
A
de a, o, i, u
B
de i, u, e
C
de a, o, u
D
de a, i, u, o, e

Slide 24 - Quizvraag

28.Was ist die niedrigste Note die man in Deutschland bekommen kann?
A
5
B
6
C
2
D
1

Slide 25 - Quizvraag

29.Hoe noem je de basisschool in het Duits?
A
Hauptschule
B
Grundschule
C
Kindergarten
D
KITA

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is correct voor 'Ik ga naar school'?
A
Ich gehe in die Schule
B
Ich gehe in der Schule
C
Ich gehe zum Schule
D
Ich gehe nach Schule

Slide 27 - Quizvraag

30.Welk lidwoord is juist?
A
der Film
B
das Film
C
die Film
D
eine Film

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer viel de Berlijnse muur?
A
1962
B
1991
C
1931
D
1989

Slide 29 - Quizvraag

"Begeisterung" bedeutet
A
teleurstelling
B
begrip
C
beterschap
D
enthousiasme

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=QX_oy9614HQ

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=fqzihgR60jc

Slide 34 - Tekstslide