Week 37 taalverzorging

Week 37
  • Terugblik week 36
  • Programma week 37
  • Opdrachten deze week 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 37
  • Terugblik week 36
  • Programma week 37
  • Opdrachten deze week 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
  • Interpunctie (hoofdletters en leestekens)
  • Werkwoordspelling
  •  Lastige werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ver ben je met de opdrachten van vorige week?
Alles af
Grotendeels af
Een klein deel al gemaakt
Ik heb niks kunnen maken

Slide 3 - Poll

Wat vond je van de hoeveelheid opdrachten?
Prima
Te veel
Te weinig

Slide 4 - Poll

Wat vond je van het niveau van de opdrachten
Goed te doen
Te moeilijk
Te makkelijk

Slide 5 - Poll

salima uit het westen van het land zegt goed gedaan

Slide 6 - Open vraag

Week 37
  • Aan elkaar of los
  • Zinnen met meerdere persoonsvormen
  • Woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 7 - Tekstslide

Doelen week 37
  • Je weet wanneer je woorden los of aan elkaar schrijft
  • Je kunt persoonsvormen en voltooid deelwoorden in samengestelde zinnen spellen
  • Je kunt de juiste voegwoorden in samengestelde zinnen gebruiken

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 9 - Tekstslide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

lange afstandsloper / langeafstandsloper

Slide 10 - Open vraag

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

Engelse dropverslaving/ Engelsedropverslaving

Slide 11 - Open vraag

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

Kaas boeren / Kaasboeren

Slide 12 - Open vraag

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

Ik schilder naakt portretten / Ik schilder naaktportretten

Slide 13 - Open vraag

Aan elkaar schrijven
  • Werkwoorden die beginnen met voorzetsels (opruimen, nadenken, uitbeelden, achterblijven)
  • Samengestelde zelfstandige naamwoorden (telefoonhoesje, schoonmaakmiddel, voetbalbroekje)
  •  Voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar- (ermee, waarmee, daarmee, hierbij)
  • Twee voorzetsels die achter elkaar staan (achteruit, bovenop, tussendoor)

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk een beroep waarbij het correct spellen van samenstellingen belangrijk is.

Slide 15 - Woordweb

Op welke manieren kan je een persoonsvorm vinden?

Slide 16 - Open vraag

Zinnen met meerdere persoonsvormen
Je kunt zinnen samenvoegen tot een samengestelde zin.
  1.  Han legt een som uit. 
  2.  Jasmijn doet een proefje.

Han legt een som uit en Jasmijn doet een proefje.

Deze zin heeft twee persoonsvormen namelijk legt en doet.

Slide 17 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen
Ik heb een colaatje, jij drinkt Fanta, zij verzuipt in de Pepsi.

Slide 18 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen
Liza heeft een nieuwe broek gekocht, want haar oude was gescheurd.

Slide 19 - Open vraag

Woordvolgorde in samengestelde zinnen
Je kunt zinnen samenvoegen met voegwoorden. Sommige voegwoorden kunnen de betekenis van de zin nogal veranderen.


  • Het is koud en het regent
  • Het is koud want het regent
  • Julia moet het paard verzorgen terwijl ze boos is
  • Julia moet het paard verzorgen omdat ze boos

Slide 20 - Tekstslide

Chris rijdt over de A12 ... er file staat op de A2.
A
Terwijl
B
Omdat
C
Tenzij
D
Waardoor

Slide 21 - Quizvraag

Woordvolgorde in samengestelde zinnen
De woordvolgorde van een zin hangt soms af van het voegwoord.


Morgen ga ik hardlopen, want vandaag regende het te hard.
Morgen ga ik hardlopen, omdat het vandaag te hard regende.

Slide 22 - Tekstslide

Kees schreef een boek, ... hij iets engs had meegemaakt.
A
Want
B
Omdat

Slide 23 - Quizvraag

Ik kon vandaag niet uit bed komen, ... ik had heel slecht geslapen.
A
want
B
omdat

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten deze week
  • Hoofdstuk 2 taalverzorging aan elkaar of los opdr. 1, 2 en 4
  • Hoofdstuk 2 taalverzorging zinnen met meerdere persoonsvormen opdr. 1, 2 en 3
  • Hoofdstuk 2 taalverzorging woordvolgorde in samengestelde zinnen opdr. 1, 2 en 3


Slide 25 - Tekstslide