H7.4 Veranderende ecosystemen

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
  2. Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
  3. Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren



Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
- Lees blz. 187, 188 en 189 tot aan 'primaire en secundaire successie'. 
- Schrijf de vragen in je schrift.
- Beantwoord de vragen in je schrift.

Vraag 1: Hoe zorgt plantengroei ervoor dat andere organismen zich in een gebied kunnen vestigen?
Vraag 2: Wat is de definitie van successie?
Vraag 3: Waarom zijn er maar weinig soorten bestand tegen de omstandigheden van een pionierecosysteem? Noem 4 omstandigheden.
Vraag 4: Waarom neemt biomassa toe tijdens successie?
Vraag 5: Wat zijn de grootste verschillen tussen een pioniersecosysteem en een climaxecosysteem?
Vraag 6: Noem 3 voorbeelden van climaxecosystemen.
Vraag 7: Kies 1 van de climaxecosystemen waarvan de kenmerkende soorten niet in het boek staan. Noem kenmerkende soorten van jouw gekozen ecosysteem (logisch denken of hulp van internet).
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Pioniersoorten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

veel lichte zaden
Pionierecosysteem
weinig, maar grote zaden
Climaxstadium

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Maak
7.4 opdracht 24 en 25
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Modelleren
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid maken.
  • In kaart brengen van alle factoren en hun invloed op elkaar
  • Met computer kun je dan simuleren wat de gevolgen zijn als een factor veranderd in het ecosysteem.

Slide 10 - Tekstslide

Evenwichtsituaties
Voorbeeld: Konijnen eten grassen en andere kleine planten. Als de kleine planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen en komt er ruimte voor grotere houtachtige planten. Konijnen eten geen houtachtige planten.

Slide 11 - Tekstslide

2 verschillende situaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. 
Dit is in beide situaties in evenwicht.

Stel er komt een epidemie onder de konijnen
Weinig konijnen  -->  minder gras wel veel andere niet (voor konijnen) eetbare planten die dan gaan groeien
De situatie is nu instabiel

Slide 12 - Tekstslide

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 13 - Quizvraag

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 14 - Quizvraag

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 15 - Quizvraag

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 16 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 17 - Quizvraag

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

maken en huiswerk
7.4: opdracht  26, 27, 28 en 29 maken

Slide 20 - Tekstslide